Laag

Over mijn vrouwenkennis ga ik hier niet staan juichen. Als mijn zinnen geprikkeld worden door zoetgevooisde geluiden en oogstrelende rondingen, komt dat door de aanblik en het geluid van mijn tenorsaxofoon. Daarmee is een bijzondere band opgebouwd. Je leeft onder één dak met een partner waarvan de kleppen, veren en toongaten geen geheimen meer voor je hebben.

Toch zag ik, toen ik laatst de Saxofoonwinkel betrad en daar een vrouwelijke medeklant tegenkwam, in één oogopslag dat zij de baritonsax bespeelde. Nee, echt, de koffer lag uit het zicht en de betreffende persoon had er niet de figuur naar. Het was mijn intuïtie die juist deed gissen.

Nou ja, intuïtie… Eén op de twee saxofoon spelende vrouwen die ik ontmoet, al dan niet vluchtig, speelt op de bariton. Het moet toch een bijzondere preoccupatie zijn om vrijwillig vijf kilo met je nek te torsen en adem uit te stoten, vier maal zo veel als je longen vermogen te bevatten. Het zijn trouwens eerder de tengeren onder ons die het instrument bespelen.


↑ Duitse baritonsaxofoniste Tini Thomsen, zie haar website (foto © Jens van der Velde 2016).

Vaak zijn het wonderen van ademsteun. Deuken in de beker blazen zij moeiteloos weg. Die paar keer dat ik in een bigband meespeelde en naast de baritonsaxofoniste zat, kwam ik ’s avonds steevast met verschijnselen van een verkoudheid thuis, opgelopen door de rukwinden die langszij kwamen.

Als het geluid van een tenorsax al zo ver draagt, hoe moet het met dat van een baritonsax? Met mijn tenor haal ik zeker 87 decibel; hoog of laag, dat maakt niet uit. Mocht mijn buurvrouw het in haar hoofd halen een baritonsax te gaan bespelen, zal de overlast uit mijn tenor er genadig bij afsteken. Was het niet Frank Zappa die, weliswaar om andere redenen (zie volledige tekst), waarschuwde voor ‘baritone women’?

They talk low
‘Bout stuff they know.
They sing “Oooh!”
And laugh at you (…)
They sing “Li-Li-Li-Li!”
They sing “Lo-Lo-Lo-Lo!”

↑ Fragment uit ‘Planet Of The Baritone Women’  (Frank Zappa, Broadway The Hard Way, 1988).


↑ Bezint eer ge begint! Niet iedereen kan het waarderen, wanneer je op de saxofoon speelt (comic strip ‘Blondie’ uit 1953).

De baritonsax, een instrument met lage stemming. Het woord bariton is een samenstelling uit het oud-Grieks, waar barys (βαρύς) ‘zwaar’ betekent en tonos (τόνος) naar de spanning van een snaar verwijst. Niet alleen de omvang zorgt voor de diepe stemming van het instrument, ook de dubbele slag in de hals en de extra lage a-klep sleuren het de diepte in. Het gewicht doet de rest…

Het apparaat blinkt uit in bouwtechnisch vernuft. Over een afstand van bij elkaar niet meer dan 30 cm. sturen de vingers het geluid aan in een buis van misschien wel 2,5 meter. Zelfs de meest fragiele muzikant kan alle bewegende onderdelen bedienen. Niet alleen je toeter is van indrukwekkende omvang, die van je portemonnee moet dat ook zijn, want alles is enkele stappen groter: rieten, mondstuk, ligatuur, pads, kurkjes, veren, wissers, koffer…

OK, wie doet eraan? Hieronder een voorbeeld van de Quadraphonnes (ik heb ze al eens in een ander artikel genoemd) met baritone woman Mieke Bruggeman.


↑ The Quadraphonnes met en uitvoering van ‘A Night in Tunesia’ (Dizzy Gillespie).

Karen Sharp, ‘a busy and popular musician with an accessible yet distinctive style, Karen has won the tenor saxophone category of the British Jazz Awards on numerous occasions’ (lees verder op haar website). Vijf blazers in de line-up: met Karen erbij wordt daar héél veel lucht verplaatst…


↑ Karen Sharp soleert in ‘Our Delight’ (Tadd Dameron) met de ‘Barnes/O’Higgins – The Sax Section’.

Leo Pellegrino, alias ‘Leo P’, staat bekend om zijn onvermoeibare act vol danspassen, sprongen en grimassen en dat allemaal met de baritonsax om z’n nek. Alles lijkt bij hem geen gewicht te hebben. De eerste drie minuten grappenmakerij in het onderstaande YT-filmpje slaan we over, want vanaf min. 3:00 speelt hij weergaloos het paradestuk van bandleider Charles Mingus (diens solist was Ronnie Cuber).


↑ Leo P speelt ‘Moanin’ (Charles Mingus) tijdens de BBC Proms van 2017.

(Om de volgende nummers te beluisteren moet je device over Spotify beschikken.)

Op zoek naar meer van bovenstaande artiest type je ‘Leo P’ in op Spotify en midden op het scherm verschijnt de naam van Leo Parker, geen familie van Charlie in ieder geval. Twee albums heeft hij als leader gemaakt. Verder is hij niet gekomen, want in 1962 stierf hij op 36-jarige leeftijd aan een hartaanval. Mogelijkerwijs is heel veel mooie hardbop op baritonsax met hem het graf in verdwenen. Hieronder volgt zijn meest bekende nummer.


↑ Leo Parker speelt ‘Glad Lad’ (Let Me Tell You ‘Bout It, 1961).

Céline Bonacina haalt zo te zien de 1.70 m. niet, maar is een specialist op de bari. Na een aantal jaren op Réunion (Indische Oceaan) les te hebben gegeven hebben de muzikale ritmes op dat eiland een groot stempel gedrukt op haar manier van spelen. De polyritmiek in het thema van het nummer hieronder is flink tellen geblazen.


↑ Céline Bonacina Trio speelt ‘Circle Dance’ (Open Heart, 2013).

No-nonsense moderne akoestische jazz. Post-Bop. Haar website meldt: ‘Lauren Sevian has been performing professionally since the age of 12, first on the piano, then on the saxophone. At the age of 16 she won the Count Basie Invitational soloing competition, which led to a feature performance with the Basie Band. By the age of 17 she had already performed at Carnegie Hall, Lincoln Center, & the Village Vanguard.’


↑ Lauren Sevian speelt ‘Blueprint’ (Blueprint, 2009).

Kan het lager? James Carter, niet vies van circusachtige performances, speelt in deze video letterlijk ‘grondtonen’. Bes, Fis, D, Es, C, G, je hoort het verschil bijna niet meer. Ze lijken als golven uit een subwoofer te komen. Horen we James ‘Well, You Needn’t’ (Thelonious Monk) uit de buis pompen, even later gevolgd door ‘Sophisticated Lady’ (Duke Ellington)?


↑ James Carter speelt op de ‘Tubax’ in het atelier van instrumentbouwer Benedikt Eppelsheim in München.

Te veel commentaar op al die kanjers? Toontje lager graag!

Addendum: dank aan een van onze lezers die ons wees op Tini (of Tiny – what’s in the name?) Thomsen; zie foto bovenin.

Is less more?

Het is niet eenvoudig zaken simpel te houden. Op de middelbare school waarop ik zat, kreeg onze klas in het nieuwe schooljaar les van een jonge natuurkundeleraar. Het was zijn eerste aanstelling en hij kón er wat van. Ik bedoel: hij zette zo’n vaart achter de lesstof dat, afgezien van een enkele bolleboos onder ons, bijna een ieder dreigde af te haken.

De beste man had ooit de ambitie een groot basketballer te worden, maar aan zijn droom kwam een eind, toen zijn rechterpink eens bij een onverantwoorde aanvalsbeweging in het mandje bleef haken. Het kleinood wees – dat kon je duidelijk zien, als zijn krijtje formules op het bord toverde – permanent in de verkeerde richting. Het duurde niet lang of iedereen op het schoolplein wist over wie het ging, wanneer de naam ‘Captain Hook’ viel.

Het gebeurde vaak genoeg dat een van ons bekende de les, voor de zoveelste keer, niet te kunnen volgen. De man hield op met schrijven, zijn ogen kregen een venijnige blik en sommigen van ons dachten een trillende beweging in zijn rechterpink te bespeuren. “Ik leg het nog één keer uit, want het is werkelijk héél simpel…” schalde het door het lokaal.

Nu was ikzelf een rustig knaapje, maar de jongen naast mij in de schoolbank blonk uit in stilte. Jan – ik noem hem voor het gemak Jan – kon goed tekenen en wanneer de les hem niet boeide, maakte hij schetsen in zijn schrift. Na het horen van “ik leg het nog één keer uit, want het is werkelijk héél simpel…” dook hij meteen op zijn papier. Het bleef niet bij schetsen alléén.

De laatste les nam onze docent afscheid van ons (hij mocht het op een andere school proberen) en Jan, ja Jan!, nam het woord. “Meneer, weet u hoe vaak u heeft gezegd: ‘Het is werkelijk héél simpel…’? Gemiddeld vijf keer per les. Dat is in totaal op drie lessen per week en 40 schoolweken zeker 600 maal.” De rechterpink trilde heftig en ik weet niet of dat kwam door verbazing over de inhoud van het gesprokene of over het onbekende stemgeluid. Jan hield voor allen duidelijk zichtbaar zijn schrift met statistieken in de lucht.

Kun je het simpel houden in de jazz? Akkoordenschema’s, progressies en substituties nodigen uit to complexiteit. De meeste nummers vergen nogal wat van de muzikant. Zelf ben ik sterk voorstander van het in het oog houden van de grote lijnen en simplificatie van de tunes. Waarom zijn er bij mijn weten zo weinig kinderliedjes in de jazz?

Neem het volgende, overbekende motiefje:

…en zet het om in een jazzy deun, een eigen brouwsel:

↑ Kinderliedje op een A-A-B-A schema van 32 maten rhythm changes.

Less = more moet Yuri Honing hebben gedacht. Als er een saxofonist in den lande rondloopt die het uitkleden van muziek tot in de puntjes beheerst, is hij het wel. In een aflevering van DWDD legt hij uit hoe Sonny Rollins hem inspireerde tot de studie van lange noten. Lange noten, meer niet. “Hallucination!” Rollins deed dat onder de Williamsburg Bridge in New York.


↑ DWDD van 16 april 2017 over Sonny Rollins.

Yuri’s noeste studie komt duidelijk in zijn werk met zijn Acoustic Quartet tot uiting. Let wel: vals aanzetten van de lange noten gebeurt met opzet… Wanneer bijna aan het einde een stilte valt, is het stuk nog niet afgelopen. Er is nog lucht over voor een paar laatste lange noten.


↑ Yuri Honing Acoustic Quartet speelt ‘Desire’ (Desire, 2015).

(Om de volgende nummers te beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Eenvoud kan ook worden gezocht in basale motiefjes (zie boven). Altsaxofonist Maarten Hogenhuis laat horen hoe je met een ostinaat riffje iets moois kunt neerzetten. De bassist blijft het motiefje doorspelen, wanneer uit de sax in het B’tje alleen lange noten komen.


↑ Maarten Hogenhuis Trio speelt ‘Coko’ (Mimicry, 2017).

Van Herman ben ik geen fan, maar wat Benjamin af en toe laat horen, is toch wel fraai. Ik weet niet of hij onder een brug lange tonen heeft staan oefenen, maar het heeft er wel iets weg van. Je zou denken dat zo’n titel als van het nummer hieronder alleen een Hollandse oorsprong kan hebben. Het stuk is echter het werk van een respectabel tweetal: Norman Gimbel (tekst) en Henry Mancini (muziek), ja die van de Pink Panther…


↑ Benjamin Herman & Daniël von Piekartz spelen ‘A Slow Hot Wind’ (Trouble, 2014).

Een warme nazomerse dag, de wind zwoel, kondigt zich aan. Ik denk dat ik m’n tenor sax in de koffer stop en hem weer uitpak onder de brug bij het kanaal achter ons huis. Lange A’s en B’s wil ik over het wateroppervlak laten uitdijen. Ik ga door tot m’n vingers er krom van gaan staan.

Addendum: mijn versie van “Kortjakje” (pdf) …

Twinkle_Twinkle_(Little_Star)

Goeroe

Staat een mens op bijzondere ontmoetingen in zijn leven te wachten? Ikzelf ontwijk levensbedreigende situaties zo veel mogelijk. De kans dat slechterikken je weg kruisen, is mijns inziens groter dan dat een beschermengel op je schouder plaatsneemt.

Toch… de gedachte dat je in het nauwste straatje van je woonplaats een goeroe tegen het lijf loopt die je letterlijk op sleeptouw neemt en haarfijn uitlegt hoe je saxofoonspel nóg beter te maken… zo’n gedachte houdt mij al langer bezig. In een onbedachtzaam ogenblik sla ik de Jan Muldersgang in en de schaduw die ik aan het eind ervan bespeur, blijkt die van, laten we zeggen, Hans Dulfer te zijn (een ongelukkig voorbeeld, ik weet het, maar het is slechts een voorbeeld.)

In het steegje is het aardedonker en ik herken de grootmeester niet. Het lukt me niet hem ongemerkt te passeren, want hij houdt mij staande en stelt me vragen als: “Waar kun je in dit dorp een halve rookworst kopen? Of ondergoed en iTunes-kadobonnen?” Dat kan alleen bij de HEMA zijn, dat weet iedereen. “En waar koop je de perfecte solo?” Hier stamel ik wat, waarop de meester zich voorstelt en me meeneemt voor de ultieme les in jazzimprovisaties.

Het bovenstaande is geen nieuw verhaal. Zoiets valt al te lezen bij Diogenes Laërtius, die in zijn geschiedwerk over filosofen (boek 2, hfdst. 6, par. 48) vertelt over Xenofon, zelf ‘een buitengewoon knappe verschijning’ (εὐειδέστατος εἰς ὑπερβόλην), die filosoof Sokrates tegen het lijf liep in een nauwe steeg. In de duisternis zag hij niet hoe lelijk de man was, maar voelde wel hoe deze hem met zijn wandelstok de doorgang versperde. Op de vraag waar producten van het land gekocht konden worden, wist hij natuurlijk het antwoord: op de markt. “En waar leer je een goed mens te zijn?” Nee, dat wist hij niet en volgde voortaan lessen bij de filosoof.


Sokrates (Museo Capitolino, Rome) en Xenofon (Nationaal Museum, Alexandrië).

Bij gebrek aan beter heb ik regelmatig zoektochten op YouTube gehouden in de hoop het ultieme antwoord op mijn vraag te krijgen: hoe word ik een begenadigd tenorsaxofonist? Het hoeven geen uren lange clinics te zijn die mij verder helpen, ook een korte overdenking kan nuttig zijn. Bob Mintzer benadrukt (bijv. hier en hier) het voldoen aan minimale eisen als het hebben van een goede toon, ademsteun, techniek (embouchure én vingers) en frasering.

Met Chris Potter wordt het een lange zit, waarin je hem voornamelijk wonderschoon hoort spelen. Acht minuten van het college zijn al voorbij, voordat hij tot het ontvouwen van theorieën komt. Met zijn woorden komt hij feitelijk niet verder dan de dooddoener dat het bij jazz spelen erom gaat je gedachten te ordenen en hiermee expressief te zijn.

Heleboel instructiefilmpjes reiken niet verder dan een tip of een truc. Het onder de knie krijgen (als saxofonist moet je dit niet letterlijk nemen) van altissimo’s is een gewild thema. Voor een buitenstaander zal dit soort instructie als niet aan te horen gepiep en geknor klinken. Riffje van Sirvalorsax: “Zero, one, zero, one, two, one, one, two, one, two, split, two – piece of cake, man!” Duidelijk.        

De Sax Boutique (niet de Sex Shop, grapje van Derek Brown, zie hieronder) in Moskou nodigt regelmatig gevestigd en aanstormend talent uit voor een masterclass. Je hoort hoe je helden voor een bescheiden publiek zonder versterking écht goed kunnen spelen. Als je geluk hebt, betrap je ze op een zinnige mededeling. De drie afleveringen die ik hier aanhaal, starten ergens middenin, maar het is de moeite waard de hele opname tot je door te laten dringen.

James Carter speelt krijsend op zijn Lawtonmondstuk (nr. 11 *BB!!!) en haalt een geintje uit met de presentator om je te leren niet afhankelijk te zijn van bladmuziek. “You have to come back to human qualities.”


James Carter in Mariachi Sax Boutique (31 januari 2012).

Derek Brown heeft een niche ontdekt in de jazz en speelt niet anders dan beatboxing op zijn sax. Met de ringen op zijn duimen geeft hij bovendien zijn sax een pak slaag, waar mijn reparateur likkebaardend naar uit zal kijken. Hij doet denken aan de straatgitarist met mondharmonica om de hals en trommel op de rug met een touwtje vast aan zijn voet. Zijn optreden is hoogst vermakelijk en bereikt een toppunt, wanneer hij laat weten jaloers te zijn op instrumenten die harmoniërend zijn. Dat is waar, op de sax speel je maar één noot tegelijk.


Derek Brown in Mariachi Sax Boutique (9 maart 2017).

Bill Evans (1958), niet de pianist, trad op 22-jarige leeftijd toe tot de band van Miles Davis. Mijn verwijzing naar zijn masterclass wil niet zeggen dat ik gecharmeerd van zijn stijl van spelen ben, verre van dat. Het zijn zijn uitspraken die mij wat doen. Een selectie:
– learn to play bebop
– who can play bebop, can play anything
– play frases that make sense
– say something
– sax is supposed to be fun, not work
– you don’t want to work too hard on your mouthpiece


Bill Evans in Mariachi Sax Boutique (juli 2012).

Bijzonder productief met instructiefilmpjes (betaald en niet betaald) is Bob Reynolds (sinds een tijdje grammy award winnaar als bandlid van Snarky Puppy). Ze zijn alom tegenwoordig op YT. De lezer kan ze zelf nazoeken. Ik laat het bij een fraai staaltje solo-spel…


Bob Reynolds speelt in zijn home studio ‘How High The Moon’.

En hoe zit het met die goeroe? Nog niet ontmoet.