Was will das Weib?

Van vrouwen had Sigmund Freud geen hoge dunk. Ooit hield hij een serie lezingen over de menselijke geslachtsdrift en de pre-oedipale fase bij met name vrouwen. Ik geloof dat zijn overpeinzingen uiteindelijk hebben geleid tot zijn verzuchting: ‘Was will das Weib?’ De stoelen voor de zalen waar hij het woord tot zijn publiek richtte, vielen niet aan te slepen.

Zijn uiteenzettingen deden steevast de konen rood gloeien, vooral die van de vrouwelijke toehoorders. Vlak vóór de pauze (anderhalf uur onafgebroken naar Sigmund luisteren zou de geest kunnen schaden) deelde hij steeds mee, dat de onderwerpen erná wellicht zó gedetailleerd zouden ingaan op de omgang tussen beide geslachten, dat het vrouwelijk publiek er zich ernstig aan zou kunnen storen. ‘U kunt nu beslissen na de pauze niet weer te keren.’ Iedereen bleef.

Wat hieronder volgt, kan vrouwonvriendelijk worden opgevat. Dat is niet mijn intentie, echt niet. Maar toch, ik tel tot vijf en geef de lezer(es) de kans om met een muisklik naar een andere pagina te gaan.

1, 2, 3… daar zijn we weer. Nader inzien leert dat het aantal vrouwelijke instrumentalisten in de jazz (ik ga gemakshalve voorbij aan het gegeven dat er beduidend meer jazzzangeressen zijn dan -zangers) fors lager ligt dan dat van mannelijke. Nu vind je genoeg meidengroepen die een pop- of rockband formeren. Op YT circuleren filmpjes van jonge dames die virtuoos elektrisch gitaar spelen; zo virtuoos lukt het een Jimi Hendrix niet eens. En verder… een heleboel Candy Dulferkloontjes op feestjes met dj, dancings, beach parties… De klank? Je kunt net zo goed op een melodica spelen. Als je op zoek gaat naar (serieuze) saxofonistes, lijkt een zwaar filter te zijn ingesteld.

Nooit heb ik er bij stilgestaan of het vasthouden van een saxofoon bijdraagt aan je charme of aantrekkelijkheid. Candy Dulfer laat ik buiten beschouwing (en ik zal haar verderop niet meer noemen), maar een saxofoon (de sopraansax daargelaten) voor de buik van een vrouw ‘kleedt niet af’. Dat is míjn smaak althans.

Drie keer heb ik meegeoefend met een big band. Rechts op de voorste rij speelde naast mij een jonge vrouw op de baritonsax. Ze woog nog geen 60 kilo, maar het lukte haar moeiteloos de pulserende riffs uit de hoorn te persen. En toch… een bariton voor je buik, het is alsof een volbepakt muildier voor een tiendaagse tocht over de Nepalese bergen staat.

Ik overdrijf vast en zeker. Wat te denken van Céline Bonacina, winnares van diverse prestigieuze prijzen. Zij speelt klassiek én jazz, voornamelijk op baritonsax. Zij is slechts anderhalf keer zo groot als het instrument waarop zij is gespecialiseerd.



↑ Céline Bonacina speelt ‘Tôty come Bach’ (intro) en ‘Ra Bentr’ol’.

Het is mij ook opgevallen dat vrouwen vaak met een underbite, de stand van de onderlip over de ondertanden, bijna zoals klarinettisten die toepassen, gigantisch op het riet lijken te knijpen. Zij vatten het hebben van embouchure ernstig op. Het schijnt dan ook dat het zoenen met een saxofoniste een meer dan bijzondere ervaring is. Ik kan dit niet bevestigen; mijn vrouw speelt geen saxofoon.

Meestal verenigen vrouwen zich in combo’s, er zijn amper solistes. De Quadraphonnes maken ‘music of many flavors, always spicy!’ Ze bevestigen mijn oordeel uit de vorige alinea: flinke kneep, bolle wangen, stevig spel, klarinettistenembouchure. De baritonsaxofoniste doet misschien een verwoede poging Ronny Cubers intro op Moanin’ (Charles Mingus, Blues & Roots, 1960) te benaderen.



↑ The Quadraphonnes spelen ‘Just The Two of Us’.

Het moge duidelijk zijn: ik heb iets tegen bolle wangen tijdens het spelen. Laat die wangen weg! Ik moet telkens denken aan Pallas Athena die de panfluit uitvond en er prachtig op kon spelen. Dat deed zij, totdat zij zich tijdens het spel weerspiegeld zag in het water. Zij vond dat de bolle wangen haar misstonden en wierp haar uitvinding weg, als afdankertje voor bosgod Pan.

Wie denkt dat Japanners slechts in twee dingen uitblinken, honkbal en auto’s bouwen, heeft het mis. In een vergevingsgezinde bui (mijn familie is op Java geboren) wil ik wel eens naar door hen gespeelde jazz luisteren en werd aangenaam verrast door Saori Yano (zij speelt haar eigen compositie ‘Greenism’). Wie het niet mooi vindt klinken, geef ik geen ongelijk: Aziatische, technische perfectie baart een bepaalde mate van kilheid.

(Om de volgende muzieknummers te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

We gaan nu de goede kant op. Tia Fuller, altsaxofoniste, was lid van de all-female band van Beyoncé. Zij heeft op de cover van Saxophone Today (maart 2014) gestaan. Dan moet je wat in je mars hebben. Ik laat haar (ook gezongen) interpretatie van ‘Body & Soul’ (Angelic Warrior, 2012) aan het oordeel van de lezer.

Het spel van Jane Ira Bloom zag ik door Grego Applegate Edwards (componist/musicus/recensist; in zijn blog heeft hij naar eigen zeggen 3000 albums gerecenseerd) bewierookt met de woorden “A master of the soprano sax…the sort of player easy to identify in a blindfold test, because she is a school of one.” Nou ja, zeg. Het citaat komt van haar eigen website.

Nu word ik enthousiast, ook al gaat het niet over een saxofoniste. Mary Halvorson is zo’n rijzende ster aan het firmament van de hedendaagse jazz. Zij is gitariste, maar haar gitaarspel kan mij op andere albums van haar niet erg bekoren. Met haar Octet heeft zij dit jaar het album Away with You uitgebracht, waarop zij haar vakkundigheid in het arrangeren duidelijk laat horen. Luister niet alleen naar het onderstaande titelnummer, de rest van het album verdient beslist ook aandacht.

Mijn volgende keuze pakt het groots aan. David Bowie’s laatste krachtsinspanning is zijn album Blackstar, uitgebracht 8 januari 2016, twee dagen voor zijn dood. Het nummer ‘Sue (Or In A Season Of Crime)’ kan ook beluisterd worden in een versie met het orkest van Maria Schneider. Ik ben geen fan van Bowie. Nou, vooruit, laat ik dit een halve parel noemen.

Vrouwen in de jazz, het kan zeker nog goed komen. Wij, mannen, zijn gewaarschuwd!