Met de tenorsax op pad

Je bent lid van een jazzband, nee, van twee, straks misschien wel drie. De tenor saxofonist in die bands, dat ben ik. Je speelt de leads en verzorgt de solopartijen en dat is heel lekker. Je lippen om het mondstuk en dan 32 maten blazen en improviseren.

Soms is het een bende in die bands, want we zijn amateurs. Ikzelf wil ver komen. M’n bandleden denken dat ik een grap maak, maar ik meen het best wel: “Op naar de Tor!” of “Op naar het Bimhuis!” roep ik regelmatig, wanneer de repetitie goed verlopen is (wat niet altijd het geval is).

Oefenen wij dan te weinig? Het is een bekend gegeven dat de verhouding talent t.o.v. hard werken zich verhoudt als 1 : 99. Ergens las ik dat een muzikant pas muzikant wordt na 10.000 uur studie. Ik houd de studieuren van mijn bandleden er niet op na. Sinds begin 2011 heb ík er 1,5 uur studie per dag opzitten. Een snelle berekening leert dat ik tot op heden 2960 uren studie heb verricht. Niet schrikken… ik heb nog 14 jaren voor de boeg.

12 februari 2011 stapte ik de Saxofoonwinkel in Deventer binnen en kreeg zeven saxen in de hand gedrukt om ze in een geluiddichte kamer één voor één uit te proberen. Ik ging naar huis met een tweedehandse Paul Mauriat RUL 66, eigenlijk het model waarop ik vooraf al mijn zinnen had gezet. Het was een ongelakt beest en van het spelen kreeg ik letterlijk het groen aan de handen.

Uiteindelijk is het een Paul Mauriat 86 UL geworden, nieuw uit de fabriek. Op zoek naar het ultieme geluid is daar later een Trevor James Signature Custom RAW (big bell) aan toegevoegd en het is op dit instrument dat ik uitsluitend speel. Voor de nieuwsgierigen: met een mondstuk van Aaron Drake (Son of Slant 7, medium chamber) en doorgaans Rigotti Gold rieten, nr. 3 tot 3½.

With a swing!

↑ Mijn versie van Blue Room (Rodgers & Hart, 1926).