Roestige oren

In de woonkamer in het ouderlijk huis stond een piano. Het huis lag op het terrein van de kostschool en wie daar een aanstelling had, kon er een woning betrekken. Deze piano maakte deel uit van de inventaris en er kon naar hartelust op worden gespeeld. Mijn blikken van een vier jaar oude kleuter kwamen dat zwart gelakte meubel dagelijks tegen. Daar bleef het bij, want de regel was dat ik er niet aan mocht komen.

De piano ontpopte zich als een bron van strijd, want waar moeder dacht talent te hebben, was vader duidelijk in zijn mening. Zijn vrouw zocht de momenten om piano te spelen met zorg uit. Maar soms kon zij het niet laten de toetsen te beroeren, wanneer haar man thuis was. Het werd tijd voor een complimentje, maar haar man… die hád het niet. Wie had hier nou de goede oren?

Later vertelde een neef van mij (hij zoog het uit zijn duim) dat m’n vader een uitstekende klarinettist was, wat ik niet wist, maar grif geloofde. Toen ik hem op mijn beurt vertelde dat mijn moeder piano speelde, viel hij van ongeloof van zijn stoel. Ondanks de vroege kennismaking met muziek, is het met mijn muzikale ontwikkeling slecht gegaan. Ik ben laat begonnen en heb roest in mijn oren.

Over een absoluut gehoor beschik ik niet, maar ik heb mij laten verzekeren dat het gemis van een absoluut gehoor een muzikale carrière niet in de weg hoeft te staan. Misschien is het bezit ervan ook hinderlijk, want je hoort álles, zuiver of vals. Op de school waar ik gewerkt heb, had een creatieve medewerker bedacht de gewone bel te vervangen door een met een drieklank. Niemand wist welke, totdat de zoon van een collega leerling op de school werd en opmerkte dat het een Eb mineur was, zelfs in de jazz een ongebruikelijk akkoord. Het joch beschikte over een absoluut gehoor (en speelde piano).

Links en rechts lees je artikelen die, gelukkig!, stellen dat een relatief en in mindere mate een absoluut gehoor trainbaar is. Ik ga hard aan de slag. Als ik een F op mijn sax speel, hoor ik hoe die klinkt, en een daaropvolgend gestapeld akkoord lukt me ook wel. Maar ‘los’ van het instrument bepalen of het een F of iets anders is, daar gaat het mis. Een voorbeeld van gehoortraining vind je hier.

Voor mijn moeder is het te laat. Misschien heeft zij tijdens haar uitvaart het laatste muzieknummer nog meegekregen: Bill Evans’ ‘Peace Piece’ (Everybody Digs Bill Evans, 1959). Het is een soort toegift op de plaat, want het is gespeeld aan het eind van de dag, toen de opnamesessie erop zat. Evans improviseert solo op piano met trage bewegingen over slechts twee akkoorden, Cmaj7 en G9sus4. De noten worden gaandeweg atonaler om aan het eind weer ‘harmonieuzer’ te worden.

(Om het stuk te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Evans heeft het stuk, op één keer na, nooit live willen spelen. De ‘spell’ van de improvisatie zou er onder te lijden hebben. Hij legde het op de plaat vast, toen ik vier jaar oud was.