Goeroe

Staat een mens op bijzondere ontmoetingen in zijn leven te wachten? Ikzelf ontwijk levensbedreigende situaties zo veel mogelijk. De kans dat slechterikken je weg kruisen, is mijns inziens groter dan dat een beschermengel op je schouder plaatsneemt.

Toch… de gedachte dat je in het nauwste straatje van je woonplaats een goeroe tegen het lijf loopt die je letterlijk op sleeptouw neemt en haarfijn uitlegt hoe je saxofoonspel nóg beter te maken… zo’n gedachte houdt mij al langer bezig. In een onbedachtzaam ogenblik sla ik de Jan Muldersgang in en de schaduw die ik aan het eind ervan bespeur, blijkt die van, laten we zeggen, Hans Dulfer te zijn (een ongelukkig voorbeeld, ik weet het, maar het is slechts een voorbeeld.)

In het steegje is het aardedonker en ik herken de grootmeester niet. Het lukt me niet hem ongemerkt te passeren, want hij houdt mij staande en stelt me vragen als: “Waar kun je in dit dorp een halve rookworst kopen? Of ondergoed en iTunes-kadobonnen?” Dat kan alleen bij de HEMA zijn, dat weet iedereen. “En waar koop je de perfecte solo?” Hier stamel ik wat, waarop de meester zich voorstelt en me meeneemt voor de ultieme les in jazzimprovisaties.

Het bovenstaande is geen nieuw verhaal. Zoiets valt al te lezen bij Diogenes Laërtius, die in zijn geschiedwerk over filosofen (boek 2, hfdst. 6, par. 48) vertelt over Xenofon, zelf ‘een buitengewoon knappe verschijning’ (εὐειδέστατος εἰς ὑπερβόλην), die filosoof Sokrates tegen het lijf liep in een nauwe steeg. In de duisternis zag hij niet hoe lelijk de man was, maar voelde wel hoe deze hem met zijn wandelstok de doorgang versperde. Op de vraag waar producten van het land gekocht konden worden, wist hij natuurlijk het antwoord: op de markt. “En waar leer je een goed mens te zijn?” Nee, dat wist hij niet en volgde voortaan lessen bij de filosoof.


Sokrates (Museo Capitolino, Rome) en Xenofon (Nationaal Museum, Alexandrië).

Bij gebrek aan beter heb ik regelmatig zoektochten op YouTube gehouden in de hoop het ultieme antwoord op mijn vraag te krijgen: hoe word ik een begenadigd tenorsaxofonist? Het hoeven geen uren lange clinics te zijn die mij verder helpen, ook een korte overdenking kan nuttig zijn. Bob Mintzer benadrukt (bijv. hier en hier) het voldoen aan minimale eisen als het hebben van een goede toon, ademsteun, techniek (embouchure én vingers) en frasering.

Met Chris Potter wordt het een lange zit, waarin je hem voornamelijk wonderschoon hoort spelen. Acht minuten van het college zijn al voorbij, voordat hij tot het ontvouwen van theorieën komt. Met zijn woorden komt hij feitelijk niet verder dan de dooddoener dat het bij jazz spelen erom gaat je gedachten te ordenen en hiermee expressief te zijn.

Heleboel instructiefilmpjes reiken niet verder dan een tip of een truc. Het onder de knie krijgen (als saxofonist moet je dit niet letterlijk nemen) van altissimo’s is een gewild thema. Voor een buitenstaander zal dit soort instructie als niet aan te horen gepiep en geknor klinken. Riffje van Sirvalorsax: “Zero, one, zero, one, two, one, one, two, one, two, split, two – piece of cake, man!” Duidelijk.        

De Sax Boutique (niet de Sex Shop, grapje van Derek Brown, zie hieronder) in Moskou nodigt regelmatig gevestigd en aanstormend talent uit voor een masterclass. Je hoort hoe je helden voor een bescheiden publiek zonder versterking écht goed kunnen spelen. Als je geluk hebt, betrap je ze op een zinnige mededeling. De drie afleveringen die ik hier aanhaal, starten ergens middenin, maar het is de moeite waard de hele opname tot je door te laten dringen.

James Carter speelt krijsend op zijn Lawtonmondstuk (nr. 11 *BB!!!) en haalt een geintje uit met de presentator om je te leren niet afhankelijk te zijn van bladmuziek. “You have to come back to human qualities.”


James Carter in Mariachi Sax Boutique (31 januari 2012).

Derek Brown heeft een niche ontdekt in de jazz en speelt niet anders dan beatboxing op zijn sax. Met de ringen op zijn duimen geeft hij bovendien zijn sax een pak slaag, waar mijn reparateur likkebaardend naar uit zal kijken. Hij doet denken aan de straatgitarist met mondharmonica om de hals en trommel op de rug met een touwtje vast aan zijn voet. Zijn optreden is hoogst vermakelijk en bereikt een toppunt, wanneer hij laat weten jaloers te zijn op instrumenten die harmoniërend zijn. Dat is waar, op de sax speel je maar één noot tegelijk.


Derek Brown in Mariachi Sax Boutique (9 maart 2017).

Bill Evans (1958), niet de pianist, trad op 22-jarige leeftijd toe tot de band van Miles Davis. Mijn verwijzing naar zijn masterclass wil niet zeggen dat ik gecharmeerd van zijn stijl van spelen ben, verre van dat. Het zijn zijn uitspraken die mij wat doen. Een selectie:
– learn to play bebop
– who can play bebop, can play anything
– play frases that make sense
– say something
– sax is supposed to be fun, not work
– you don’t want to work too hard on your mouthpiece


Bill Evans in Mariachi Sax Boutique (juli 2012).

Bijzonder productief met instructiefilmpjes (betaald en niet betaald) is Bob Reynolds (sinds een tijdje grammy award winnaar als bandlid van Snarky Puppy). Ze zijn alom tegenwoordig op YT. De lezer kan ze zelf nazoeken. Ik laat het bij een fraai staaltje solo-spel…


Bob Reynolds speelt in zijn home studio ‘How High The Moon’.

En hoe zit het met die goeroe? Nog niet ontmoet.

Sirenes

Er was even sprake van dat hij zou worden afgeschaft, maar gelukkig is hij er nog: de maandelijks terugkerende sirene, het ons vertrouwde luchtalarm. Het is een aartslelijk geluid, maar heeft iets geruststellends. Een sein dat alles het nog doet en het landsbestuur over ons allen waakt.

↑ Onze nationale trots: het luchtalarm.

Onze kat met zijn hypersensitieve oren wordt er regelmatig naar van. Al bij het minste geluid springt hij op als door een vlo onder zijn staart gebeten. Een kat met geluidsstress. We besloten hem naar de dierenarts te brengen en die constateerde dat het bewuste geluid niet de boosdoener kon zijn. Waren er andere geluidsbronnen in huis? Mijn vrouw keek de ander betekenisvol aan en wees met haar vinger naar mij. “Híj speelt op de saxofoon. Elke dag.”

Misschien was het in lang vervlogen tijden ook in Griekenland muzikaal gesproken voor katten niet prettig toeven. Niet alleen literaire bronnen, maar ook vele afbeeldingen op vazen tonen aan dat muziek maken een prominente plaats innam in het dagelijks leven. Het begon al vroeg in de opvoeding, want zowel meisjes als jongens werden geacht muzisch geschoold te zijn. Op symposia, feestjes uitsluitend bedoeld voor mannen, was het niet ongebruikelijk om om beurten de lyra of forminx op te pakken en jezelf te begeleiden bij het brengen van een lied. Je stal de show, als dat een eigen compositie betrof (en goed klonk).


↑ Muzikant bespeelt de forminx, roodfigurige vaas van ca. 480 vóór Christus.

Je ziet jongens zich bekwamen op hun instrument en volwassen mannen meedoen aan muziekwedstrijden. Tijdens jaarlijks terugkerende festivals werden door jongens en meisjes koorstukken gezongen (al dan niet apart van de toneelstukken die er werden opgevoerd). Fluitspeelster was je, als je mag afgaan op de afbeeldingen, voornamelijk op de herenfeestjes en wanneer de avond zijn einde bereikte, werden wellicht andere dan muzikale kunsten van het meisje verlangd.

Hoe het geklonken heeft? Geen idee. Het is kijken naar een muziekfilm met het geluid uit. Doorgaans maakt dit mij droevig, behalve waar het gaat om danswedstrijden, want dan zie je ineens hoe intens mallotig de danspassen van een foxtrot zijn. Maar dat is een ander verhaal.

In één geval ben je, wat de Griekse kunst betreft, enerzijds blij dat de muziek uitstaat. We denken dan aan het verhaal van Odysseus die op zijn lange tocht huiswaarts na de verschrikkingen van de Trojaanse oorlog, in de buurt van de Golf van Napels (zo is die pas later gaan heten) langs de Sirenen voer. Dat waren hybride wezens, vogels met het hoofd van vrouwen, die het op een zingen zetten, wanneer je hen op zee passeerde.


↑ Odysseus doorstaat het gezang van de Sirenen, roodfigurige Attische vaasschildering , 480-470 vóór Christus (British Museum, Londen).

Enerzijds, want anderzijds moet het gezang betoverend schoon geweest zijn. Hen passeren lukt je niet. De schipper heeft geen oog voor de vaarroute, alleen maar oor voor het gezang. De boottocht draait uit op een erbarmelijke schipbreuk met de dood daaropvolgend. De held Odysseus lukt het wel. Zijn bemanningsleden laat hij de oren volstoppen met was en zichzelf aan de hoofdmast vastrijgen. Zo hoort hij wat niet gehoord mag worden en vaart door.

Het is of ze bij jou thuis niet van de Stones houden (daar kan ik mij iets bij voorstellen) en jij toch de stem van Mick Jagger wil beluisteren; of zij houden niet van Eric Dolphy (onmogelijk!) en jij wil per se ‘Out To Lunch’ opzetten. Nu trekken wij een koptelefoon over de oren en beleven wat Odysseus, zónder ‘oortjes’, beleefde.

Mooi of niet, Claude Debussy heeft in zijn derde ‘Nocturne’, bijgenaamd ‘Sirènes’, gekozen voor lieflijk gezang. Hij was er niet over uit of dat ook inhield dat zij een lied zongen, en koos voor solfège-achtige klanken van het koor.

↑ Claude Debussy, Nocturne nr. 3, “Sirènes” (1899, fragment, voor het eerst opgevoerd in 1901), in de uitvoering van The Los Angeles Philharmonic Orchestra o.l.v. Esa-Pekka Salonen.

Wordt een echte sirene in de (serieuze) muziek gebruikt? Jazeker! Edgar Varèse componeerde in 1931 ‘Ionisation’ voor dertien slagwerkers. Hij schreef het gebruik van sirenes en zelfs leeuwengebrul voor. Het beluisteren van dit stuk deed de jonge Frank Zappa besluiten componist te worden.



↑ ‘Ionisation’ van Edgar Varèse in de uitvoering van het Ensemble Contemporain o.l.v. Susanna Mälkki.

Waar blijft de jazz? Een vorige keer deed ik onaardig over hem, maar ik wil het nu goedmaken. Ik luisterde, gevangen in mijn bureaustoel en met de oren stijf gericht op de luidsprekers, naar AccuJazz (’the future of jazz radio’) en las in het tekstlint ‘Sirens’. Het was mij ontgaan, maar naar verluidt een van de betere producties van Chris Potter dateert van 2013. Hij vaart hierop Odysseus achterna en beeldt met zijn tenor sax beroemde passages uit Homeros’ Odysseia uit.

Ikzelf kan mij er niets bij voorstellen, het zijn vooral de titels die het e.e.a. suggereren: ‘Wine Dark Sea’ (οἶνοψ πόντος), ‘Dawn With Her Rosy Fingers’ (ῥοδοδάκτυλος Ἠώς), Penelope (Πηνελοπεία) enz. Voor de rest: uitstekende, moderne jazz. Op Spotify is niets van dit album te vinden. Het tweede nummer op de cd, ‘Wayfinder’, valt integraal te beluisteren op de site van ECM Records (waarvoor Chris tegenwoordig uitkomt).



↑ Chris Potter Quintet, ‘Wine Dark Sea’ (live, Jacksonville, Florida 9 maart 2013)

Zo, Chris, we zijn weer vriendjes.

 

Paniek in de tropen

Het waren prachtige klanken, simpel, maar intrigerend. Als een tovenaarsleerling werd ik ernaartoe gelokt. Het was ook niet niks: een Yogyakartaans gamelan was in de pendopo, de overkapte ontmoetingsplaats van de kostschool waar mijn moeder werkte en wij over een woning op het schoolterrein beschikten, neergestreken en als de avond viel, zou er een voorstelling met wayang kulit worden gegeven.


↑ Scène met wayang kulit, © Karma Images.

Het werd een van mijn eerste levensherinneringen. Had ik toen al (ik moet nog geen drie jaar oud zijn geweest) kunnen tellen, ik had de vijf noten uit de pentatonische toonladder kunnen destilleren. Een gamelanorkest, dat was nog eens iets anders dan de piano in de huiskamer. Het hele dorp was voor het avondlijk festijn erop uitgetrokken. Je kon de ketuk (voorslager) al zich horen inspelen.

Het werd voor mijn ouders een angstige avond, dat wel. Onze baboe had dit jochie na het avondeten en bij invallende duisternis naar de voorstelling gebracht. Een klein uur mocht ik van huis. Ik zag de godenfamilie, allen schaduwen tegen een doek, voorbijvliegen en hoorde de trage ritmes (de Balinese gamelan is sneller) in repeterende motieven. Dit was niet zomaar muziek, dit waren magische klanken die mythische verhalen uit een ver verleden waardig begeleidden.

↑ Gamelan Koketan (Balinees), twee xylofoons en een ketuk; de percussionisten spelen in hoketus).

Aan dit weldadige moment kwam een vroeg einde, want… kinderbedtijd. Dat was maar goed ook: de rite bepaalde dat wie na middernacht nog naar de verhalen van de dalang (één man bediende, zonder te rusten, urenlang de poppen en vertelde erbij) luisterde en zijn spel bezag, tot in de vroege uren de voorstelling moest uitzitten. Ik werd m’n bedje ingestuurd en kreeg een nachtkusje. Na een uurtje of twee gingen ook mijn ouders onder de klamboe.

Het zat mijn moeder blijkbaar niet helemaal lekker (of het waren de verre klanken die haar hebben wakker gehouden), want zij kwam later die avond voor de zekerheid mijn bedje controleren om te constateren… dat het er leeg bij stond. Paniek in de tropen. De baboe was ervandoor gegaan en mijn vader draaide zich, laconiek als hij was, in zijn bed nog een keertje om.

Kort onderzoek leerde zijn vrouw dat haar kind onbegeleid later op de avond bij de pendopo was gesignaleerd. Daar vond zij mij niet onder het publiek, maar tussen de orkestleden en achter de rug van de verhalenverteller. Mijn oren stroomden vol vijfklanken. Mijn moeder kon driftig zijn, maar dat had op dat moment geen zin. Het was inmiddels na twaalven en ik zat de hele rit uit. Er werd later verteld dat ik drie dagen achtereen heb geslapen, wat voor mijn moeder een volgende reden tot ongerustheid was.

OK, dat is verleden tijd. Gamelanmuziek heeft in de jaren ’50-’60 grote indruk gemaakt op west-europese muziektheoretici en componisten. Ik weet dat Philip Glass tijdens zijn twee jaren van studie bij Nadia Boulanger in Parijs zich heeft gestort op de Indiase sitarspeler en componist Ravi Shankar. Zijn vroege werk ademt echter de sfeer van oosterse pentatonische muziek en het zou mij niet verbazen, als ook de gamelanmuziek ooit Glass’ oren in een vroeg stadium heeft bereikt. In ieder geval getuigden ook de opvoeringen van zijn vijf uur durende opera Einstein on the Beach (1976, i.s.m. regisseur Robert Wilson en choreografe Lucinda Childs) van de Javaanse praktijk het publiek toe te staan naar believen te komen en gaan.

Hier volgen twee voorbeelden van vroeger werk van Philip Glass en misschien horen we er meer gamelan dan Ravi Shankar in.

Music in Contrary Motion (Philip Glass, 1969; bedoeld voor elektronisch orgel, linker- en rechterhand bewegen zich in tegengestelde richting).

Music in Similar Motion (Philip Glass, 1969; open score, d.w.z. voor allerlei soorten bezettingen bedoeld).

Dit is allemaal voorspel op wat ik eigenlijk kwijt wil. Kort geleden kwam ik op een van mijn luistertochten weer eens tenorsaxofonist Chris Potter tegen. Een van zijn laatste projecten omvat Aziza, een collectie muziekstukken waarin hij samenspeelt met Dave Holland (b), Lionel Loueke (g) en Eric Harland (dr). Dit jaar is hun gelijknamige eersteling verschenen.

(Om het volgende nummer te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

‘Blue Sufi’, we horen het onmiddellijk: pentatonische klanken. Nu vind ik Chris Potter een der besten op tenorsax. Zijn spel is onberispelijk, maar soms neigen zijn kunsten op het instrument naar een circusact. Op zijn niveau geldt nog iets: je bent innovatief. En daar haak ik een beetje af en wel om het volgende.

Had niet Joshua Redman in 2007 zijn album Back East uitgebracht? Daarop staat als negende nummer ‘Indonesia’ en het moet gezegd: Joshua heeft zijn huiswerk gedaan. Een kleine vijf minuten laat hij naar mijn smaak gamelanmuziek horen. In 2007 was hij daarmee wel Chris Potter vooruit.

↑ Vergelijk Joshua Redmans ‘Indonesia’ (Back East, 2007) met Gamelan Koketan (motiefje na 0:10 m., eerste excerpt helemaal bovenaan dit artikel)…

Het is laat geworden. Ik ga slapen.