Paniek in de tropen

Het waren prachtige klanken, simpel, maar intrigerend. Als een tovenaarsleerling werd ik ernaartoe gelokt. Het was ook niet niks: een Yogyakartaans gamelan was in de pendopo, de overkapte ontmoetingsplaats van de kostschool waar mijn moeder werkte en wij over een woning op het schoolterrein beschikten, neergestreken en als de avond viel, zou er een voorstelling met wayang kulit worden gegeven.


↑ Scène met wayang kulit, © Karma Images.

Het werd een van mijn eerste levensherinneringen. Had ik toen al (ik moet nog geen drie jaar oud zijn geweest) kunnen tellen, ik had de vijf noten uit de pentatonische toonladder kunnen destilleren. Een gamelanorkest, dat was nog eens iets anders dan de piano in de huiskamer. Het hele dorp was voor het avondlijk festijn erop uitgetrokken. Je kon de ketuk (voorslager) al zich horen inspelen.

Het werd voor mijn ouders een angstige avond, dat wel. Onze baboe had dit jochie na het avondeten en bij invallende duisternis naar de voorstelling gebracht. Een klein uur mocht ik van huis. Ik zag de godenfamilie, allen schaduwen tegen een doek, voorbijvliegen en hoorde de trage ritmes (de Balinese gamelan is sneller) in repeterende motieven. Dit was niet zomaar muziek, dit waren magische klanken die mythische verhalen uit een ver verleden waardig begeleidden.

↑ Gamelan Koketan (Balinees), twee xylofoons en een ketuk; de percussionisten spelen in hoketus).

Aan dit weldadige moment kwam een vroeg einde, want… kinderbedtijd. Dat was maar goed ook: de rite bepaalde dat wie na middernacht nog naar de verhalen van de dalang (één man bediende, zonder te rusten, urenlang de poppen en vertelde erbij) luisterde en zijn spel bezag, tot in de vroege uren de voorstelling moest uitzitten. Ik werd m’n bedje ingestuurd en kreeg een nachtkusje. Na een uurtje of twee gingen ook mijn ouders onder de klamboe.

Het zat mijn moeder blijkbaar niet helemaal lekker (of het waren de verre klanken die haar hebben wakker gehouden), want zij kwam later die avond voor de zekerheid mijn bedje controleren om te constateren… dat het er leeg bij stond. Paniek in de tropen. De baboe was ervandoor gegaan en mijn vader draaide zich, laconiek als hij was, in zijn bed nog een keertje om.

Kort onderzoek leerde zijn vrouw dat haar kind onbegeleid later op de avond bij de pendopo was gesignaleerd. Daar vond zij mij niet onder het publiek, maar tussen de orkestleden en achter de rug van de verhalenverteller. Mijn oren stroomden vol vijfklanken. Mijn moeder kon driftig zijn, maar dat had op dat moment geen zin. Het was inmiddels na twaalven en ik zat de hele rit uit. Er werd later verteld dat ik drie dagen achtereen heb geslapen, wat voor mijn moeder een volgende reden tot ongerustheid was.

OK, dat is verleden tijd. Gamelanmuziek heeft in de jaren ’50-’60 grote indruk gemaakt op west-europese muziektheoretici en componisten. Ik weet dat Philip Glass tijdens zijn twee jaren van studie bij Nadia Boulanger in Parijs zich heeft gestort op de Indiase sitarspeler en componist Ravi Shankar. Zijn vroege werk ademt echter de sfeer van oosterse pentatonische muziek en het zou mij niet verbazen, als ook de gamelanmuziek ooit Glass’ oren in een vroeg stadium heeft bereikt. In ieder geval getuigden ook de opvoeringen van zijn vijf uur durende opera Einstein on the Beach (1976, i.s.m. regisseur Robert Wilson en choreografe Lucinda Childs) van de Javaanse praktijk het publiek toe te staan naar believen te komen en gaan.

Hier volgen twee voorbeelden van vroeger werk van Philip Glass en misschien horen we er meer gamelan dan Ravi Shankar in.

Music in Contrary Motion (Philip Glass, 1969; bedoeld voor elektronisch orgel, linker- en rechterhand bewegen zich in tegengestelde richting).

Music in Similar Motion (Philip Glass, 1969; open score, d.w.z. voor allerlei soorten bezettingen bedoeld).

Dit is allemaal voorspel op wat ik eigenlijk kwijt wil. Kort geleden kwam ik op een van mijn luistertochten weer eens tenorsaxofonist Chris Potter tegen. Een van zijn laatste projecten omvat Aziza, een collectie muziekstukken waarin hij samenspeelt met Dave Holland (b), Lionel Loueke (g) en Eric Harland (dr). Dit jaar is hun gelijknamige eersteling verschenen.

(Om het volgende nummer te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

‘Blue Sufi’, we horen het onmiddellijk: pentatonische klanken. Nu vind ik Chris Potter een der besten op tenorsax. Zijn spel is onberispelijk, maar soms neigen zijn kunsten op het instrument naar een circusact. Op zijn niveau geldt nog iets: je bent innovatief. En daar haak ik een beetje af en wel om het volgende.

Had niet Joshua Redman in 2007 zijn album Back East uitgebracht? Daarop staat als negende nummer ‘Indonesia’ en het moet gezegd: Joshua heeft zijn huiswerk gedaan. Een kleine vijf minuten laat hij naar mijn smaak gamelanmuziek horen. In 2007 was hij daarmee wel Chris Potter vooruit.

↑ Vergelijk Joshua Redmans ‘Indonesia’ (Back East, 2007) met Gamelan Koketan (motiefje na 0:10 m., eerste excerpt helemaal bovenaan dit artikel)…

Het is laat geworden. Ik ga slapen.

2 reacties op “Paniek in de tropen

  1. Heel leuk stuk Sonny, ik hou ook erg van Gamelan, eigenlijk luister ik daar liever naar dan naar dat laatste stuk Blue Sufi (snap overigens niet wat dat met Sufi te maken heeft, misschien het snelle ronddraaien?). M.i. is de sax speciaal geschikt om een “mooie sfeer” neer te zetten, maar door dat drukke gedoe schiet menig saxofonist dit doel voorbij…..
    Overigens, over circus muziek gesproken: mijn eerste (vakantie-)baantje was bij Circus Strassburger in Scheveningen. Daar had je de clown “August”, wow, die kon “loeien” met zijn sax! Tot de nok en weer terug, wat een geluid, dwars door je ziel!!!!!

Geen reacties meer mogelijk.