Beren op de weg

Een tijd terug hoorde ik een grap over een jager. De beste man stond aan het begin van zijn carrière en had nog veel te leren. Tegen beter weten in begaf hij zich de allereerste keer in z’n eentje op pad en kwam direct oog in oog te staan met een indrukwekkende grizzly, een van de slimme soort. De jager legde aan en dacht een raak schot te hebben afgevuurd.

Het monster viel theatraal om en hield zich dood. Onze held dacht de buit binnen te hebben en stapte op het slachtoffer af, dat springlevend bleek en zijn belager na een flink pak rammel verder met rust liet. Dit ritueel herhaalde zich enkele dagen, wat de beer de opmerking ontlokte (in grappen kunnen de dieren praten): “Vriendje, volgens mij vind jij andere dingen dan jagen nóg leuker.” Er volgde een zoveelste pak rammel.

Het verhaal doet mij denken aan Jack Purvis (geboren 11 december 1906), een van de weinige jazzmusici met een vliegbrevet. Jack kon geweldig trompet en vooral trombone spelen, maar een baldadige jeugd maakte van hem een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Op zijn onstuimige levenspad is hij naast jazzmusicus bijvoorbeeld ook radiopresentator, arrangeur en vliegenier geweest.

In 1937 werd hij uit de restaurantkeuken geplukt waar hij als kok werkte: een straatroof leidde tot zijn veroordeling. In de gevangenis werden zijn muzikale talenten gewaardeerd en Jack gaf er leiding aan de gevangenisband; hijzelf begeleidde op piano en er dateren uitzendingen van de band uit 1938. Hij kwam voorwaardelijk op vrije voeten, maar hield zich niet aan de regels en keerde bij herhaling terug in de gevangenis. Volgens ingewijden deed hij dat met opzet, want hij miste de gevangenisband.

Na 1946 verdwijnt hij uit beeld. Wat er van hem werd gehoord, getuigde van een opvliegend karakter. Iedereen was het erover eens dat hij een briljant muzikant was, maar een die gebukt ging onder de last van het leven en diverse pogingen had ondernomen er een eind aan te maken. Uiteindelijk vergaste hij zichzelf op 30 maart 1968, maar de directe doodsoorzaak was eerder een vette lever.

Voor meer details over Jack Purvis’ leven leze men Wikiwand.

Ik had dit artikel niet geschreven, als ik niet het artikel over Jeroen Brouwers in de Trouw van 16 maart was tegengekomen. Jeroen Brouwers is naar eigen zeggen al geruime tijd bezig met het beschrijven van de opvallend vele zelfdodingen onder Nederlandse schrijvers. Het moet uitmonden in zijn studie ‘De laatste deur. Zelfmoord in de Nederlandstalige letteren.’ Is het schrijven van literatuur daarmee een voor de schrijver dodelijk beroep?

Bij mij rees meteen de vraag of jazzmusici dezelfde weg opgaan. Over hun relatie met drank en drugs (de laatste decennia steeds minder actueel) is genoeg geschreven; zie ook mijn bijdrage ‘Laatste noten‘. Ik moet zeggen: de opsomming bij Wikipedia van jazzartiesten die vrijwillig er een eind aan hebben gemaakt, is geruststellend kort. Ik noem een paar, vooral blazers.

(Om de volgende nummers te beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Albert Ayler (geboren 13 juli 1936) heeft een onuitwisbare herinnering achtergelaten als saxofonist van de free jazz. Hij trok zich de psychische problemen van zijn broer Donald erg aan en nam op 25 november 1970 in New York het pont naar de Statue of Liberty en sprong onderweg in het koude water. Het bleek dat hij daaraan voorafgaand thuis de TV stuk had geslagen met… z’n saxofoon. Niet iedereen kan Aylers spel waarderen, je moet er echt van houden… bijvoorbeeld ‘Omega Is The Alpha’ (Ghosts, 1965).

Sonny Criss (geboren 23 oktober 1927) herken je meteen aan zijn stijl waarmee hij de hoge noten op zijn altsax blaast. In 1977 is hem de maagkanker te ondraaglijk geworden en hij besloot met zijn vuurwapen vanaf 19 november 1977 niet langer onder ons te zijn. ‘Greasy’ staat op zijn album This Is Criss! (1966).

Börje Fredriksson (geboren 30 juni 1937) is een tamelijk onbekende Zweedse tenorsaxofonist. Tijdens zijn korte leven heeft hij slechts één album uitgebracht (postuum is er nog één verschenen). Onder niet nader opgeklaarde omstandigheden heeft hij op 21 september 1968 op 31-jarige leeftijd zelfmoord gepleegd. Zijn geluid doet aan dat van John Coltrane denken, maar daar wilde hij zelf niets van weten: Not one phrase is stolen.’ Beoordeel zelf, bijvoorbeeld ‘Ballad för Laila’ (Intervall, 1966).

Trombonist Jay Jay Johnson (geboren 22 januari 1924), een veel gevraagd musicus en componist, heeft met talrijke groten in de jazz gewerkt. De bij hem geconstateerde prostaatkanker werd hem na de tegenslagen in zijn leven te veel en op 4 februari 2001 schoot hij zich door het hoofd. Hier is hij in het sextet van Coleman Hawkins als derde solist te beluisteren (na ‘Hawk’ zelf en trompettist Idrees Sulieman) op ‘Chant’ een compositie van Hank Jones (The Hawk Flies High, 1957).

Jay Jay had wellicht in Frank Rosolino (geboren 20 augustus 1926), eveneens trombonist, een voorbeeld. Deze pleegde op 26 november 1978 zelfmoord na zijn twee zoontjes in hun slaap beschoten te hebben (een van hen overleefde het niet, de ander werd blijvend blind). We horen hem hier ‘When Lights Are Low’ op een van zijn laatste albums spelen (Conversation, 1976).

Met zelfdoding in de titel van je muziekstuk kan best acceptabele ‘jazz’ worden gemaakt. Zie: Urselle’s ‘Suicide Blonde’ (Jazz and ’90s, 2006; overigens een cover van de versie van de INXS op hun album uit 1990).

Zo, nu is het hoog tijd om mij te werpen op Philo van Gastels ‘Beresporen: over mensen en beren in de Pyreneeën’ (Amsterdam 1995).