Bird of Paradise

Bijna heb ik de column van Thomas van Luyn in de Volkskrant van 21 september j.l. gemist. Het is te hopen dat zijn woorden gechargeerd bedoeld zijn, anders moet ik ernstig twijfelen aan zijn kennis van de jazzmuziek. Meer dan twee soorten jazz zijn er volgens hem niet. Snoezeljazz is muziek om je hond bij in te laten slapen. Mensen met brillen vinden de zenuwenjazz geweldig. Zijn woorden. En… ik draag een bril.

Ons wordt geadviseerd niet naar Charlie Parker te luisteren, maar voor loungemuziek te gaan. Sinatra, soul, r&b en acid-jazz, dat is pas leuk. Wie bedenkt zo’n combi? Maar goed, er kan weer worden gedanst op jazzmuziek en zo was het ook ooit bedoeld. Over dansen en jazz heb ik trouwens eerder iets geschreven.


↑ Thomas van Luyn als columnist in de Volkskrant van 18 september 2018.

Beweren dat de Bird vele noten lelijk heeft gespeeld, is natuurlijk tegen het zere been van vele jazzliefhebbers schoppen. Dat de rest van de band zich niet weet te gedragen en allerlei solo’s voor zich opeist, tekent de drang naar gelijke rechten. De columnist doet het voorkomen alsof in iedere jazzformatie de bassist en drummer erom staan te springen in elk stuk op de voorgrond te treden. Die bands ken ik niet.

Boosdoener van dit alles is de bebop. “Weinig noten mooi, veel noten lelijk.” De Bebop vergrijpt zich aan de overdaad aan noten. Als Thomas noten kan lezen én horen, zal hij moeten toegeven dat bij nadere bestudering (en dat doen vele serieuze jazzmusici, amateurs én pro’s) vele noten bij Charlie Parker domweg bloedstollend mooi zijn.

Dat kan ook niet anders, want getergd door het commentaar dat zijn spel niet deugde, is hij ooit zestien uur per dag gaan studeren. Voor schrijver dezes is dat een onhaalbare droom die verstoord wordt door bloedende lippen, geïrriteerde larynx, nekkramp, gestoorde buren en een met echtscheiding dreigende echtgenote.

Neem als voorbeeld Charlie’s ‘Bird of Paradise’, een titel die verwijst naar zijn bijnaam “The Bird”. De meester heeft als uitgangspunt voor zijn melodie het akkoordenschema genomen van ‘All The Things You Are’ (Jerome Kern & Oscar Hammerstein, 1939). De acht maten die de inleiding en het slot van de song vormen zijn Parkers eigen vondst. De pianist speelt telkens twee maten Db-7 en C7#9 en daaroverheen spelen de trompet en altsax een tweestemmig riffje.

(Om de volgende stukken te beluisteren met je device over Spotify beschikken.)


↑ Charlie Parker speelt ‘Bird of Paradise’ (1947).

Charlie’s compositie is te vinden op Charlie Parker on Dial – The complete sessions (box van 4 cd’s uit 1996, allemaal opnames uit de jaren 1946-1947). In dit stuk, opgenomen op 28 oktober 1947, wordt hij begeleid door Miles Davis, Duke Jordan, Tommy Potter en Max Roach. Het is niet zozeer een compositie, als wel een solo op basis van de melodie van Kern & Hammerstein. Het is een ware studie op de vocal leads in de akkoorden van het moederstuk.

↑ De eerste  (en laatste) acht maten van ‘Bird of Paradise’ (bron: fredparcells.com).

Veel noten zijn het zeker, maar de meeste daarvan zijn versieringen. Bij het horen van de eerste vier maten kom je tot rust: eenvoudig gespeelde noten over een 2-5-1 (Dm7 – Gm7 – C7). Je weet dat de Bird kan uitpakken, en je neemt de vele noten die volgen voor lief. Als een coloratuursopraan weet hij de akkoorden van melodie te voorzien en gaat daarbij verrassende keuzes niet uit de weg. De trompettist en pianist volgen met ingetogen alleenspel. Geen flippende bassist of wild om zich heen slaande drummer.


↑ De eerste vier maten uit ‘Bird of Paradise’ door Charlie Parker (in een transcriptie voor altsax, bron: jasonstillman.com).

Wie hiervan de ‘zenuwen’ krijgt, moet in retraite en in het klooster van zijn of haar keuze maar weer eens beginnen bij het Gregoriaans. Als dit niet in de agenda past van de columnist, kan deze misschien zijn licht doen schijnen bij een van zijn vakbroeders. Van Hans Teeuwen krijgen velen met mij de ‘zenuwen’, maar het moet gezegd: hij snapt waar het om gaat bij Charlie Parkers juweel. Fraai staaltje van geheugenkunst overigens…


↑ Hans Teeuwen in zijn show ‘Dat dan weer wel’ (2003); Hans soleert in min. 0:18-1:55.

Wat Hans Teeuwen hier doet, is beslist niet onzinnig, want voor een jazzinstrumentalist een puike oefening om melodieën en solo’s van je idolen in te prenten en hun idioom je eigen te maken. Wie het filmpje bekijkt, hoeft, wat mij betreft, niet na twee minuten af te breken, want in het vervolg bewijst Teeuwen hoe schoolse dwang je tot verwrongen leerling kan maken. Maar dat is voer voor misschien een ander verhaal.

Laat ik het voorlopig van een positieve kant bezien en ervan uitgaan dat je als cabaretier die een column in de Volkskrant mag schrijven, als een drummer wild om je heen mag slaan, wanneer het onderwerp jazz is, en desondanks sympathiek blijft. Ik ga stappen met Van Luyn, we luisteren naar goede jazz en dan wordt het vast een smaakvol avondje uit.

Is less more?

Het is niet eenvoudig zaken simpel te houden. Op de middelbare school waarop ik zat, kreeg onze klas in het nieuwe schooljaar les van een jonge natuurkundeleraar. Het was zijn eerste aanstelling en hij kón er wat van. Ik bedoel: hij zette zo’n vaart achter de lesstof dat, afgezien van een enkele bolleboos onder ons, bijna een ieder dreigde af te haken.

De beste man had ooit de ambitie een groot basketballer te worden, maar aan zijn droom kwam een eind, toen zijn rechterpink eens bij een onverantwoorde aanvalsbeweging in het mandje bleef haken. Het kleinood wees – dat kon je duidelijk zien, als zijn krijtje formules op het bord toverde – permanent in de verkeerde richting. Het duurde niet lang of iedereen op het schoolplein wist over wie het ging, wanneer de naam ‘Captain Hook’ viel.

Het gebeurde vaak genoeg dat een van ons bekende de les, voor de zoveelste keer, niet te kunnen volgen. De man hield op met schrijven, zijn ogen kregen een venijnige blik en sommigen van ons dachten een trillende beweging in zijn rechterpink te bespeuren. “Ik leg het nog één keer uit, want het is werkelijk héél simpel…” schalde het door het lokaal.

Nu was ikzelf een rustig knaapje, maar de jongen naast mij in de schoolbank blonk uit in stilte. Jan – ik noem hem voor het gemak Jan – kon goed tekenen en wanneer de les hem niet boeide, maakte hij schetsen in zijn schrift. Na het horen van “ik leg het nog één keer uit, want het is werkelijk héél simpel…” dook hij meteen op zijn papier. Het bleef niet bij schetsen alléén.

De laatste les nam onze docent afscheid van ons (hij mocht het op een andere school proberen) en Jan, ja Jan!, nam het woord. “Meneer, weet u hoe vaak u heeft gezegd: ‘Het is werkelijk héél simpel…’? Gemiddeld vijf keer per les. Dat is in totaal op drie lessen per week en 40 schoolweken zeker 600 maal.” De rechterpink trilde heftig en ik weet niet of dat kwam door verbazing over de inhoud van het gesprokene of over het onbekende stemgeluid. Jan hield voor allen duidelijk zichtbaar zijn schrift met statistieken in de lucht.

Kun je het simpel houden in de jazz? Akkoordenschema’s, progressies en substituties nodigen uit to complexiteit. De meeste nummers vergen nogal wat van de muzikant. Zelf ben ik sterk voorstander van het in het oog houden van de grote lijnen en simplificatie van de tunes. Waarom zijn er bij mijn weten zo weinig kinderliedjes in de jazz?

Neem het volgende, overbekende motiefje:

…en zet het om in een jazzy deun, een eigen brouwsel:

↑ Kinderliedje op een A-A-B-A schema van 32 maten rhythm changes.

Less = more moet Yuri Honing hebben gedacht. Als er een saxofonist in den lande rondloopt die het uitkleden van muziek tot in de puntjes beheerst, is hij het wel. In een aflevering van DWDD legt hij uit hoe Sonny Rollins hem inspireerde tot de studie van lange noten. Lange noten, meer niet. “Hallucination!” Rollins deed dat onder de Williamsburg Bridge in New York.


↑ DWDD van 16 april 2017 over Sonny Rollins.

Yuri’s noeste studie komt duidelijk in zijn werk met zijn Acoustic Quartet tot uiting. Let wel: vals aanzetten van de lange noten gebeurt met opzet… Wanneer bijna aan het einde een stilte valt, is het stuk nog niet afgelopen. Er is nog lucht over voor een paar laatste lange noten.


↑ Yuri Honing Acoustic Quartet speelt ‘Desire’ (Desire, 2015).

(Om de volgende nummers te beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Eenvoud kan ook worden gezocht in basale motiefjes (zie boven). Altsaxofonist Maarten Hogenhuis laat horen hoe je met een ostinaat riffje iets moois kunt neerzetten. De bassist blijft het motiefje doorspelen, wanneer uit de sax in het B’tje alleen lange noten komen.


↑ Maarten Hogenhuis Trio speelt ‘Coko’ (Mimicry, 2017).

Van Herman ben ik geen fan, maar wat Benjamin af en toe laat horen, is toch wel fraai. Ik weet niet of hij onder een brug lange tonen heeft staan oefenen, maar het heeft er wel iets weg van. Je zou denken dat zo’n titel als van het nummer hieronder alleen een Hollandse oorsprong kan hebben. Het stuk is echter het werk van een respectabel tweetal: Norman Gimbel (tekst) en Henry Mancini (muziek), ja die van de Pink Panther…


↑ Benjamin Herman & Daniël von Piekartz spelen ‘A Slow Hot Wind’ (Trouble, 2014).

Een warme nazomerse dag, de wind zwoel, kondigt zich aan. Ik denk dat ik m’n tenor sax in de koffer stop en hem weer uitpak onder de brug bij het kanaal achter ons huis. Lange A’s en B’s wil ik over het wateroppervlak laten uitdijen. Ik ga door tot m’n vingers er krom van gaan staan.

Addendum: mijn versie van “Kortjakje” (pdf) …

Twinkle_Twinkle_(Little_Star)

Roestige oren

In de woonkamer in het ouderlijk huis stond een piano. Het huis lag op het terrein van de kostschool en wie daar een aanstelling had, kon er een woning betrekken. Deze piano maakte deel uit van de inventaris en er kon naar hartelust op worden gespeeld. Mijn blikken van een vier jaar oude kleuter kwamen dat zwart gelakte meubel dagelijks tegen. Daar bleef het bij, want de regel was dat ik er niet aan mocht komen.

De piano ontpopte zich als een bron van strijd, want waar moeder dacht talent te hebben, was vader duidelijk in zijn mening. Zijn vrouw zocht de momenten om piano te spelen met zorg uit. Maar soms kon zij het niet laten de toetsen te beroeren, wanneer haar man thuis was. Het werd tijd voor een complimentje, maar haar man… die hád het niet. Wie had hier nou de goede oren?

Later vertelde een neef van mij (hij zoog het uit zijn duim) dat m’n vader een uitstekende klarinettist was, wat ik niet wist, maar grif geloofde. Toen ik hem op mijn beurt vertelde dat mijn moeder piano speelde, viel hij van ongeloof van zijn stoel. Ondanks de vroege kennismaking met muziek, is het met mijn muzikale ontwikkeling slecht gegaan. Ik ben laat begonnen en heb roest in mijn oren.

Over een absoluut gehoor beschik ik niet, maar ik heb mij laten verzekeren dat het gemis van een absoluut gehoor een muzikale carrière niet in de weg hoeft te staan. Misschien is het bezit ervan ook hinderlijk, want je hoort álles, zuiver of vals. Op de school waar ik gewerkt heb, had een creatieve medewerker bedacht de gewone bel te vervangen door een met een drieklank. Niemand wist welke, totdat de zoon van een collega leerling op de school werd en opmerkte dat het een Eb mineur was, zelfs in de jazz een ongebruikelijk akkoord. Het joch beschikte over een absoluut gehoor (en speelde piano).

Links en rechts lees je artikelen die, gelukkig!, stellen dat een relatief en in mindere mate een absoluut gehoor trainbaar is. Ik ga hard aan de slag. Als ik een F op mijn sax speel, hoor ik hoe die klinkt, en een daaropvolgend gestapeld akkoord lukt me ook wel. Maar ‘los’ van het instrument bepalen of het een F of iets anders is, daar gaat het mis. Een voorbeeld van gehoortraining vind je hier.

Voor mijn moeder is het te laat. Misschien heeft zij tijdens haar uitvaart het laatste muzieknummer nog meegekregen: Bill Evans’ ‘Peace Piece’ (Everybody Digs Bill Evans, 1959). Het is een soort toegift op de plaat, want het is gespeeld aan het eind van de dag, toen de opnamesessie erop zat. Evans improviseert solo op piano met trage bewegingen over slechts twee akkoorden, Cmaj7 en G9sus4. De noten worden gaandeweg atonaler om aan het eind weer ‘harmonieuzer’ te worden.

(Om het stuk te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Evans heeft het stuk, op één keer na, nooit live willen spelen. De ‘spell’ van de improvisatie zou er onder te lijden hebben. Hij legde het op de plaat vast, toen ik vier jaar oud was.