Uit het hoofd

Op een ochtend ging bij ons de telefoon over. Moeder aan de lijn. “Waarom bel jij mij niet?” Was er dan reden toe? Nu verliepen gesprekken met moeder over het telefoontoestel doorgaans vlotter dan in het echt, maar dit keer was het anders. “Ik zit op een bedankje te wachten.” Zij klonk oprecht kwaad. Bedankje, waarvoor?, waagde ik nog te vragen. “Voor de 400 euro in de envelop in de brievenbus.”

Zij had naar eigen zeggen een zeldzaam gulle bui, maar ons niet thuis aangetroffen en de gift in de brievenbus gestopt. Laat nu die gift onvindbaar zijn. Alles wat de afgelopen dagen aan papier het huis inkwam, werd doorgespit, maar een envelop? We zagen het voorval als een eerste teken van ernstig geheugenverlies bij moeder. Wie de gelukkige is die de envelop wél heeft ontvangen, is nooit duidelijk geworden.


↑ Waar zijn die € 400 in vredesnaam gebleven? (foto: Archiv Hochmuth).

Dat het menselijk geheugen een kostbaar goed is, was al in de klassieke oudheid voorwerp van discussie. Filosoof Plato vertelt (Phaedrus 274c e.v.) over de uitvinding van het schrift en de angst voor negatieve bijwerkingen: kennis van het schrift zou tot blindelings vertrouwen op het geschrevene leiden en ons geheugen lui maken. Een sterk argument in een tijd waarin literatuur en wetenschap op orale traditie berusten.

Filosoof-redenaar Cicero heeft het over ars memoriae, ‘geheugenkunst’, en maakt onderscheid tussen aangeboren en kunstmatig geheugen, door training verkregen:

Sunt igitur duae memoriae, una naturalis, altera artificiosa. Naturalis est ea quae nostris animis insita est et simul cum cogitatione nata. Artificiosa est ea quam confirmat inductio quaedam et ratio praeceptionis.
‘Je hebt nu twee soorten geheugen, een dat aangeboren en een dat kunstmatig is. Wat aangeboren is, is inherent aan ons wezen en samen met het denkvermogen ontstaan. Wat kunstmatig is, wordt bepaald door toepassing en verstandelijk inzicht.’
(Rhetorica ad Herennium 16.28)

We gaan een stapje verder, want volgens mij kun je het geheugen in drie categorieën onderverdelen: auditief, motorisch, visueel. Het auditieve geheugen spreekt voor zich. Je hoort een song en onthoudt die. Sommige mensen zijn daar vreselijk goed in.

Het motorisch geheugen valt niet te onderschatten. Je oefent door je vingertoppen op de juiste momenten en met de juiste snelheid en druk op de kleppen van je sax te laten neerdalen. Dit doe je eerst héél langzaam en je voert het tempo steeds meer op, totdat je de bewegingen letterlijk in de vingers hebt. Je spieren herinneren zich de verplaatsingen, die je op het laatst blindelings doet dankzij muscle memory.


↑ Muscle memory in beeld gebracht (bron: londonskaters.com).

Zijn er musici die het notenbeeld visueel in zich opnemen en zo houvast aan de compositie hebben? Aan het visuele aspect in de muziek geef ik mijn eigen draai. Het zijn vooral de improvisaties die ik ‘visualiseer’: ik soleer bij ‘Let’s Get Lost’ met in mijn gedachten een ritje op een Lambretta… Eigenlijk is dit toch geen vorm van geheugentraining.

Het visuele geheugen kreeg van filosoof Giulio Camillo (1480-1544) bijzondere aandacht. Hij bedacht een rariteitenkabinet dat hij zijn ‘idea del theatro’ noemde. Het schijnt dat hij in 1532 hierover correspondentie heeft gevoerd met Erasmus. In dit theater sta je op het toneel en kijk je de zaal in, waar aan elke gedachte op de rangen een eigen plek is toegewezen. Een vroege vorm van mind mapping? Onthouden is letterlijk een plaats in je hersenen geven. Voor dit geheugentheater (een mini-exemplaar waar je echt in kon kruipen – en dan bedoel ik niet dit mislukte kunstwerk) heeft hij zijn leven lang naar geldschieters gezocht.


↑ Giulio Camillo’s l’Idea del Theatro, postuum uitgebracht in 1550.

Het geheugen speelt in de muziekpraktijk een prominente rol. Ik ken geen symfonieorkest dat niet van blad leest. Solisten en kleinere gezelschappen zie je daarentegen vaak uit het hoofd spelen. Waar het de jazz betreft, lees ik regelmatig gedachtewisselingen over spelen van papier of uit het hoofd. Je hebt mensen die musici die spelen met het Realbook op de standaard, tot een mindere categorie rekenen.

Zelf worstel ik met de kwestie. Hoe leer ik mijn repertoire uit het hoofd te spelen? Sommige stukken vallen meteen op hun plaats, andere willen maar niet. Adviezen genoeg op het IN overigens. Daaruit destilleer ik het volgende: bij een nieuw in te studeren stuk bestudeer je (1) de vorm, (2) de harmonieën, (3) de melodie alleen op toonhoogtes en ten laatste (4) de melodie, nu ritmisch beschouwd. Als hulpmiddel gebruik ikzelf iReal Pro met alleen een bas op de achtergrond en de metronoom in de afterbeat.

↑ Bas + metronoom (tempo 160): ‘But Not For Me’ (George Gershwin) in F.

Verder doe ik aan ‘chunking’, het opknippen van de melodie in in het oog springende porties, en ‘scotch-taping’ door kleine delen te memoriseren en die stukje bij beetje uit te breiden door er andere aan te plakken. Het uiteindelijke doel is van het blad los te komen. Immers, een lead sheet is een cheat sheet.

Heeft Plato zijn gelijk gekregen? In den beginne hadden wij om muziek te maken enkel ons geheugen dat verzwakt werd door de uitvinding van het schrift, en nu wij in het tijdperk leven van de arrogantie van schijnkennis, dienen wij het (noten)schrift achter ons te laten, omdat ons spel versterkt moet worden door geheugentraining!

Het kan nog een stapje verder. Als ik de berichten die hierover circuleren, moet geloven, ben ik een muzikale dwerg, omdat ik het ’transcriben’ niet beheers. Er lopen jazzmusici rond die transcriptions bijkans heilig verklaren en de soli van hun idolen uit het hoofd naspelen. Maar wat win je ermee, als je je doel voorbijschiet en geen voor jezelf bruikbaar idioom creëert? Eindeloos transcriberen komt neer op kloneren en is op den duur niet creatief.


↑ Lucia Sarmiento speelt Michael Breckers solo uit ‘Slang’ (Out Of The Loop, 1994) na.

Op Jazz Advice kun je lezen hoezeer er misvattingen over transcribing bestaan. Hun motto: don’t memorize, play what you hear! Ongelofelijk werk van de dame hierboven? Bekijk dan wat Eli Bennett doet met Chris Potters solo in ‘All The Things You Are’. Een beetje ziek vind ik het wel.

Tot slot enkele voorbeelden uit de praktijk die de kracht van het (muzikale) geheugen illustreren. Pianiste João Peres neemt de verkeerde partituur mee en speelt na aanmoedigende woorden van dirigent Riccardo Chailly Mozarts pianoconcert in D klein foutloos uit het hoofd.


↑ João Peres speelt Mozarts pianoconcert in Dm (lunchconcert Concertgebouw, Amsterdam 1999).

In het onderstaande krijgt Pim Jacobs les van Wes Montgomery. Ruud Jacobs tokkelt wat mee op z’n bas; Han Bennink kijkt toe, leunend op z’n snare drum. Ze starten een tune en Wes zegt dingen als ‘b-flat’, ‘f minor’ en ‘whole step’ en even later zijn ze er. Alles uit het hoofd…


↑ Wes  Montgomery – let op zijn spel met de duim – repeteert met Pim Jacobs (1965).

Vooruit dan maar, nog een keer ‘But Not For Me’, maar nu in mijn versie, alleen – zie muziekfragment hierboven – met bas en vaag op de achtergrond een metronoom…

…en op naar die gig van € 400!

Hide and Seek

Wie aan de saxofoon begint, heeft een dankbaar instrument in handen genomen. Tijdens je eerste les komt na een aantal pogingen het eerste geluid al uit de hoorn. Het eenvoudigst is om op de lage G een poging te doen geluid te maken. De leerling glundert bij zijn eerste creatie, de docent onderdrukt – hij is professional – een reactie van ontzetting. Het klinkt niet.

Niet getreurd, je bent vijf jaar en vele studieuren verder en de toon begint een beetje te dagen. Hopelijk. Verstoppertje spelen met de saxofoon, dat lukt niet. De toon verraadt onmiddellijk de kwaliteit van de saxofonist. ‘Kale’ opnames (sla die samples met veel echo over) op Youtube of Soundcloud kunnen het niveau van de speler op pijnlijke wijze blootleggen.

Dat laatste geldt om andere redenen ook voor gearriveerde grootheden. Naar Sonny Rollins kijken en vooral luisteren tijdens zijn optreden in het Vienna Jazz Festival (editie 2011) is gênant. Sonny moet dan 81 jaar oud worden en dat is hem af te zien. Het door hem gespeelde “Don’t Stop the Carnival” (gevolgd door “Tenor Madness“) doet zeer aan ogen en oren. Het is niet te vergelijken met zijn spel in zijn oorspronkelijke versie (What’s New?, 1962). Misschien is het laatste wat nog mooi uit zijn sax klinkt, zijn werk op het album Don’t Ask (1979).

Van Michael Brecker (1949-2007) kan hetzelfde worden opgemerkt: de oude is de jonge niet meer. Niet ouderdom, maar noodlottige ziekte (MDS en daaropvolgende acute leukemie) is hiervan de oorzaak geweest.


↑ Michael Brecker in de kracht van zijn jaren speelt live
‘My One and Only Love’ (Guy Wood & Robert Mellin, 1952).

Brecker heeft het tot het eind toe volgehouden. Ziek en verzwakt heeft hij Pilgrimage in 2007 uitgebracht samen met John Patituci, Jack DeJohnette, Pat Metheny, Brad Mehldau en Herbie Hancock. Zijn lage tonen en befaamde altissimo’s klinken minder overtuigend. Toch… menig saxofonist zou voor dat niveau tekenen…
(Om de volgende track te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Moeten wij ons zorgen maken om Joshua Redman? De laatste tijd is zijn spel voornamelijk zwalkend. Het robuuste van zijn jonge jaren is er af. Hij was 30 jaar oud en stak in blakende vorm om de volgende versie van zijn compositie ‘Hide and Seek‘ (eerste track van Freedom in the Groove, 1996) live ten gehore te brengen:


↑ Joshua Redman 5tet, Nürnberg, 1996.

Het publiek mag dan wel zijn optreden in Moskou (februari 2011) met veel applaus begeleiden, laag en hoog komen niet meer zo indrukwekkend over. Zijn slap-tonging, zo typerend voor de intro van ‘Hide and Seek‘, bevat geen souplesse meer. Het kan aan de kwaliteit van de (amateur)opname liggen. Het spelen van dit nummer met een ebonieten mondstuk, waar in de jaren ’90 Redman op een Florida Otto Link blies, is van invloed op zijn geluid. De laatste tijd is hij weer gesignaleerd met een metalen exemplaar. Het lijkt erop alsof zijn geluid verpest is door het vorige ebonieten mondstuk. Niet te vaak wisselen, Joshua…