Dindi

Een mens kan ook verliefd zijn op dingen. Een veilige gedachte, want dingen doen op zich niets en je liefdesverklaringen zullen niet worden afgewezen. Beantwoord worden ze evenmin. Ik laat de industriële tuigjes die bedoeld zijn om de lust op te wekken, hier buiten beschouwing. Mijn kennis over alles wat trilt en gilt, blijft beperkt tot slechts datgene waartoe een tenorsaxofoon in staat is.

De liefde voor het ding kan wel ver gaan, getuige het bericht op een van de pagina’s van Closer. Daar biecht een zekere Emma op gevallen te zijn voor een populier van forse afmetingen, die zij “Tim” heeft gedoopt. Het contact met de bast en de bladeren geeft haar een aangename pijnsensatie, welke eindigt in een orgasme. “I have sex with him every week – it’s the best I’ve ever had!” De populier is van de mannelijke soort, dat staat voor haar vast.


↑ Emma McCabe houdt van een stevig stuk hout (foto © Closer Magazine).

Nu weet ik dat in een ver verleden ook de Grieken een speciale band met bomen hadden. Dat is alleen al vanwege het feit dat hun allereerste godenbeelden uit boomstammen waren gehouwen. Hiervan is door de aard van het materiaal niets tot ons gekomen. In dit opzicht zal ook Tim zijn boomstam niet tot in de eeuwigheid overeind kunnen houden…

Voor velen heeft alleen al het geluid van bomen iets magisch en diezelfde Grieken (en andere geïnteresseerden) raadpleegden regelmatig het orakel van Dodona (huidig Dodoni, noord-west-Griekenland), want daar zou oppergod Zeus via het geruis van de bladeren van een eik van zich laten horen.

Dat gesprek met de bladeren doet mij als muziekliefhebber meteen denken aan Antonio Carlos Jobims compositie Dindi uit 1959 (eens moet ik het toch over een Bossa-Nova-standard hebben). De titel zou een verbastering zijn van Dirindi, de naam van een bos in Poço Fundo, waar Jobim als kind vaak kwam. Daar maakten de luchten grote indruk op de componist: wolken passeren en de bladeren van de bomen gaan met de wind gesprekken aan die verhalen vertellen die niemand aangaan.

↑ Mijn versie van “Dindi” (♩= 88).

Luister niet naar de Engelstalige versie van bijv. Frank Sinatra, want rijmdwang heeft geleid tot inhoud anders dan die in de woorden van Aloysio de Oliveira, Jobims tekstschrijver. Wie niet beter weet, denkt dat de spreker een persoon van vlees en bloed toespreekt, zonder wiens liefde hij niets is.

vo…cê, Dindí,
que é a coisa mais linda que existe.
Você não existe, Dindí.
Fica, Dindi, escuta, Dindi, olha Dindi.

Dindi is zo mooi, dat haar (of zijn) bestaan niet waar kan zijn. Maar het gaat om een verzameling bomen en het bos is een ding en een ding is niet in staat je liefde te beantwoorden…

Het lied heeft een overbekende structuur (AABA) en telt 32 maten. Het stuk wordt meestal tergend langzaam gespeeld, zoals de meester zelf het doet. De bridge (het B’tje) wringt een beetje, zeker voor een blazer. Wie goed luistert, zal opmerken dat het middendeel bedoeld is om het parlando te zingen…


↑ Lead sheet van ‘Dindi’ (versie uit het Realbook).

(Om de volgende stukken te kunnen beluisteren moet je device over Spotify beschikken.)

De eerste uitvoering van “Dindi” staat op naam van Sylvia Telles en stamt uit 1959. Ook zij zingt het middenstuk parlando. In 1966 nam zij het nummer nog een keer op, nu met gitariste Rosinha de Valença. Kort daarna stierf zij bij een verkeersongeval in Rio de Janeiro. Zij is amper 32 jaar oud geworden.


↑ ‘Dindi’ voor het eerst gezongen door Sylvia Telles ((Amor De Gente Moca, 1959).

Vanessa da Mata, autodidact singer-songwriter, ziet, zoals zovelen dat doen, in haar versie af van het parlando. Het zou ook afbreuk doen aan de orkestrale begeleiding (het arrangement is van pianist en dirigent Eumir Deodato). Af en toe waagt zij zich op het schrijverspad: in 2013 debuteerde zij met de roman A filha des flores (‘de dochter met de bloemen’).


↑ ‘Dindi’ door Vanessa da Mata (Vanessa da Mata canta Tom Jobim, 2013).

Het lied is ook vertolkt door Jane Monheit op haar debutalbum Never Never Land uit 2000. De solo op tenorsax is daar van David Newman. Drie jaar later – in die dagen was Monheits stemgeluid ongeëvenaard – zingt zij het live in de Rainbow Room (Rockefeller Center, Manhattan). Op de 65ste verdieping moet je wel tot grote hoogte zijn doorgedrongen. Trouwens, goed luisteren, want in de eerste maten van het middenstuk van zijn solo citeert tenorsaxofonist Joël Frahm Irving Berlins “If I Should Lose You”…


↑ Jane Monheit zingt ‘Dindi’ (Live at the Rainbow Room, 2003).

In onze achtertuin staat een liriodendron van enig formaat, de bladeren groot, de bast grof.  Zal ik er vanmiddag paaldansend de boom mijn hartstocht betuigen, ertegenaan gaan schuren en afwachten of mijn liefdevolle gebaren enig respons krijgen? Ik weet het nu al: daar komt niets van terecht.

Sinterkerstklaasmis

In het tehuis waar mijn moeder haar laatste levensdagen doorbracht, was de kerstboom, voor een prikkie aangeschaft bij de jeugdboerderij om de hoek, vrolijk opgetuigd. De lichtjes brandden en een enkele bewoner hief spontaan om de vijf minuten een liedje aan. Het was de week voor kerst (die zou in 2013 midden in de week vallen, op woensdag en donderdag) en tijd voor haar gebruikelijke gang naar de kapsalon. Lift in, lift uit, hal door en je was er al. Er klonk beneden zachtjes kerstmuziek uit de luidsprekers.


Jazz Christmas Party (Warner Bros., 1997), compilatie moderne interpretaties van bekende Christmas songs uit het Engelstalige repertoire.

De dag ervoor had ik een afspraak bij de kapsalon voor moeder kunnen regelen. In het pand had zich sinds kort een tweetal kapsters gevestigd en een nieuwe zaak geopend. Bruisend bloed tussen het oude spul. Ze waren piepjong, wat de verkeerde inschatting van hun werkplek weer goed verklaarde. Ik vond het erg gewaagd en dat mocht zeker gezegd worden van de kleding die een van de meiden droeg. Ik dacht tegen een stootje te kunnen, maar ik had nog nooit zo’n diep decolleté gezien. Je hebt werkkleding en je hebt werkkleding, maar hiervan werd ik, man, knap onrustig.

Op de afdeling van moeder woonde ook Henk, de enige man onder de cliënten. Henk ambieerde in een ver verleden, dat hij zich niet zo goed meer kon herinneren, een professionele carrière als bokser. Dat was hem nog af te zien, want als hij je groette, wuifde hij niet. Nee, hij balde zijn vuisten en maakte er boksende bewegingen mee. Het was mij ogenblikkelijk duidelijk dat dit baasje, tenzij met grote zorg begeleid, binnenkort de bel van de laatste ronde zou horen.

In de huiskamer, waar Henk uit het raam tuurde en op sneeuw zat te wachten, konden ze trouwens niet genoeg krijgen van deze gouwe ouwe…

↑ Jingle Bells in de uitvoering van the Count Basie Orchestra (A Very Swingin’ Basie Christmas, 2015; dir. Scotty Barnhart, arr. Sammy Nestico); op YT vind je een promotiefilmpje van het orkest.

Mijn moeder kon in ieder geval pico bello het weekeinde ingaan en met keurig kapsel de aanstaande kerstdagen tegemoetzien. Op haar afdeling waren de begeleiders vol lof over het door de kapster geleverde werk en besloten om ook Henk vóór het weekeinde nog een betere hair look te gunnen. ‘Weten jullie dat wel zeker?’ – ik hoor mijzelf nog de vraag stellen. Verder wilde ik mij er niet mee bemoeien.

Eerste kerstdag bracht ik moeder weer een bezoekje. Henk zag ik nergens meer. Hij was in het weekeinde levenloos in zijn bed aangetroffen.

Ik ga het hebben over jazz in december en wil meteen één ding vaststellen: het Sinterklaasfeest is muzikaal gezien een ramp voor de oren en moet het in dit opzicht afleggen tegen het kerstfeest. Wat een erbarmelijke rijmpjes! Ik durf ze hier niet eens op te schrijven: ‘Strooi maar wat lekkers in een of andere hoek.’ Voor één keer ben ik het eens met Toon Hermans: Snieklaas, een vervelend personage… met z’n schimmel.

Dit ongemak wordt ruimschoots goedgemaakt door de kerstdagen, want daar wordt vanuit iedere hoek met lekkers gestrooid. Dat uit de jazzhoek mag er wezen. AABA of ABAB schema’s en daarover lekker soleren, Christmas songs winnen het van Sinterklaasliedjes. Aan de ouderdom van de traditie kan het niet liggen, want ‘Jingle Bells’, ook geheten ‘One Horse Open Sleigh’, stamt uit 1857. Het was bedoeld als hooilied op Allerheiligen (Thanksgiving), maar kreeg met de kerst meteen een swingend onthaal. Dat kan van geen Sinterklaaslied gezegd worden.

Laat ik mij beperken tot de jazzy Christmas songs. Er circuleren genoeg top-tien-lijsten met kerstnummers in allerlei genres. Op bijv. Ranker staat een opsomming van ‘Best Christmas Songs of All Time’. Van mij alleen een selectie, jazz for Christ

We beginnen met de meest onnozele. Ter voorkoming van gehoorschade (of erger) beperk ik de nummers tot tracks van één minuut.

Doris Day is niet de zangeres op wie ik zit te wachten. Haar ‘Que sera sera’ (met die onmogelijke vraag: When I was just a little girl, I asked my mother, what will I be? Will I be pretty, will I be rich?) schalt heel de tijd door de film ‘The Man Who Knew Too Much’ (Alfred Hitchcock, 1957) en vergalt bij mij althans het kijkgenot. Ze kán het wel, getuige haar interpretatie van ‘Blue Skies‘ (Irving Berlin, 1926). Ik moet bij de les blijven, we laten een kerstliedje van haar horen…

↑ ‘Ol’ Saint Nicholas’ door Doris Day (Columbia Records, 1949; ‘with Male quartet’)

Zóóóó’n banale tekst zóóóó mooi zingen is niet een ieder gegeven:

So, Ol’ Saint Nicholas
Here’s to you
A toast for bringin’ goodies to the young and
Ol’ Saint Nicholas hip-hooray
Have a merry Christmas day!

Ik las trouwens dat ook Bob Dylan zich op kerstrepertoire heeft gestort met zijn Christmas in the Heart (2009). Ga het vooral beluisteren, ik doe het niet. De lyriek op dit album heeft misschien bijgedragen aan de toekenning van de Nobel Prijs voor literatuur. Hij moet in zeven jaar flink progressie hebben gemaakt.

Dan nog liever Dean Martin, die naast mooi zingen ook goed kon drinken. Zijn ‘Christmas Blues’, veelbelovende titel, was de producent vergeten op het oorspronkelijke album te plaatsen en werd als bonus alsnog gebracht op de editie van 1989. Dat was een paar whiskey’s verder.

↑ ‘Christmas Blues’ door Dean Martin (A Winter Romance, 1959/1989).

Gelukkig hebben we Charlie Parker, met een witte raaf weliswaar. Voorzover bekend heeft the Bird zich verder nooit gewaagd aan sfeermuziek bij de glühwein en idyllisch winters landschap.

↑ ‘White Christmas’ (25 dec. 1948, live vanuit de Royal Roost NY, met o.a. Kenny Dorham op trompet en Max Roach op slagwerk).

Het wordt steeds beter. Ella Fitzgerald’s ‘Good Morning Blues’ is een bewerking van een song van bluesgitarist Lead Belly (1885-1949). Het plezier van de musici in het begeleidende orkest spat ervan af, terwijl Ella afsteekt met een vrolijke blues na een verloren relatie:

Oh Santa Claus listen to my plea,
oh Santa Claus listen to my plea,
don’t send me nothing for Christmas
but my baby back to me.

De melodie is in 12/8 getoonzet en de riffs zijn in prettig scheve akkoorden geschreven. Het is niet eens Count Basie die het orkest leidt.

↑ ‘Good Morning Blues’ door Ella Fitzgerald (Ella Wishes You A Swinging Christmas, 1960); dirigent en arrangeur is Frank DeVol.

Baardje onder de kin en muts op! Dexter zou zo voor Santa Claus kunnen doorgaan. De lichaamsbouw had hij er zeker voor. Zijn ‘Christmas Song’ staat een beetje verdwaald op het album The Panther tussen nummers als ‘Body & Soul’ en ‘The Blues Walk’, zeker als je je bedenkt dat de opnamen zijn gemaakt op 7 juli 1970. We genieten van zijn krachtige spel en afterbeat.

↑ The Christmas Song door Dexter Gordon (The Panther, 1970, met Tommy Flanagan op piano).

Wynton Marsalis (ja, ook hij!) heeft een hele cd met Christmas songs volgeblazen: Christmas Jazz Jam (12 nummers, 2009). Daar staan de belangrijkste standards op! Eerder heeft hij Crescent City (1989) uitgebracht. Allemaal prachtige tonen, ook de hoge, zoals we die van Wynton gewend zijn. Timing? Ronduit geweldig.

(Om het volgende nummer te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Voor mij de absolute top: Joshua Redman die een heerlijk potje, inclusief verhogingen, ‘Santa Claus Is Coming to Town’ wegblaast. Op spotify is het nummer geblokkeerd. De hoes, voor wie zich het album wil aanschaffen, is bovenaan in dit artikel te zien. Op YT is de opname zonder bewegende beelden te beluisteren; ik geef die hier bij wijze van uitzondering integraal…

↑ ‘Santa Claus Is Coming to Town’ door Brad Mehldau en Joshua Redman (Warner Bros. Jazz Christmas Party, 1997; compositie van Coots & Gillespie).

Het moge duidelijk zijn, dit is mijn favoriet en maakt deel uit van mijn repertoire. Ik speel het graag als afsluiting van mijn dagelijkse oefeningen. Zomer, winter, herfst, lente – het maakt mij niet uit. Fijne kerstdagen!

Dit was ik bijna vergeten. Er bestaan wél uitstekende jazzinterpretaties van Sinterklaasliedjes. Het trio Braat, Van der Krabben en De Wit brachten in 2014 hun cd Swingterklaas uit en promoten deze op televisie:


↑ ‘Hij komt! Hij komt!’ door Braat, Van der Krabben & De Wit bij de DWDD op 5 december 2014.

Robert Bosscher, gelauwerd pianist uit Nederland, maar tegenwoordig New York based, was hen in 2012 voor! Hij heeft zich bijv. op ‘Hoor, wie klopt daar, kinderen?’ gestort. Het nummer is opgenomen in New Jersey met zijn all-star New York Quartet. Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat ik daar Mark Turner (geb. 1965) op tenor sax hoor spelen.
Addendum: op navraag heeft de componist zelf (zie comments bij YT-filmpje) mij verteld dat zijn vriend Matz hier op de sax speelt.

(Om het volgende nummer te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Ik blijf het toch maar bij ‘fijne kerstdagen’ houden.

Scheveningen

Ik werkte eens voor een directeur die mij vertelde dat hij nog nooit een palmboom in het echt had gezien. ‘Ook niet bij de Intratuin?’ vroeg ik, maar die vraag ging hem te ver. Het kon nog erger, want hij was overal geweest, maar aan zee (laat staan een met palmbomen) heeft hij nooit vertoefd. Scheveningen? Niet eens de rook ervan.

Nu ben ik niet direct een strandganger, maar een weekje mediterraan zeewater en zonlicht heb ik niet aan mij voorbij laten gaan. Het was hoe dan ook geen strandvakantie met de bossa nova bandjes nadrukkelijk in het vizier. Dat romantisch beeld behoeft stevige correctie. Er is geen saxofonist (ik spreek even voor mijzelf) die graag in de buurt van zeewater zijn instrument uit de koffer pakt.

Mijn sax ziet er gezandstraald uit (het is zo’n ongelakt exemplaar), maar is dat niet door het verblijf aan zee. Ik geloof dat alleen Willem Breuker bij de filmopnames van de Zeeland Suite (Cuijpers, 1977; zie einde film) het waagde zijn sopraansax bij Middelburg te water te laten. Maar dat was puur om het showeffect. En het was geen Scheveningen, hoewel het Willem Breuker Collectief wel het jaar daarvoor op het aller-allereerste North Sea Jazz Festival, op vrijdag 16 juli 1976, het avondprogramma in de Sweelinckzaal mocht verzorgen (na hem kwamen Mischa Mengelberg & Han Bennink en Leo Cuypers).

Zonder de allure van een copacabana heeft onze nationale badplaats toch de eer gehad door Hollands grootste zanger-kleinkunstenaar bezongen te zijn. Louis Davids zingt in zijn ‘Weekend in Scheveningen‘ (1932):

Ik breng mijn weekend door met jou
in Scheveningen.
De zee is lauw, de lucht is blauw
in Scheveningen.
Daar kan je graaien in het zand
met een ijsco in je hand,
zo samen aan het stille strand
in Scheveningen.

Ik zou het niet kunnen bedenken. Sociografisch is het interessant te horen dat het in Davids’ tijd nog stil was aan het strand. Maar jazzy is het lied beslist niet. Mijn zoektocht, want Davids heeft mij wel nieuwsgierig gemaakt, bracht mij bij Fay Claassen die ‘Zon in Scheveningen’ zingt, een tribute aan Rita Reys. Zij zet voor de juiste sfeer een zonnebril op en zingt een jazz standard over onze badplaats.


↑ Fay Claassen begeleid door het Concertgebouw Jazz Orchestra.

Rita Reys! Ik ben nooit een fan geweest van Rita Reys, want ik vond (en vind het nog steeds) haar uitspraak verkeerd. Van Chet Baker werd ik ook niet warm, maar dat is de laatste tijd aan het keren. Wie weet geef ik Rita een second chance, maar daarover straks meer.

(Om de onderstaande songs te kunnen beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)

Rita Reys, Europe’s first lady of jazz, zong dus over Scheveningen en naar verluidt is dat lange tijd de enige, Nederlandstalige jazzballad geweest. Het is op de plaat gebracht in 1959 als een van de vele liedjes op een compilatie.

Zon en zand,
ice cream, soda tonic –
in een ligstoel zon ik
op het strand.

Booouuulevard…
Achter glazen muren
zitten we te gluren
naar elkaar.

De zee is trillend cellofaan,
de lucht een strakke blauwe vaan,
het strand een mierenhoop.
Een meeuw verscheurt haar eigen keel;
een dansorkest speelt ‘love for sale’.
Er is zoveel te koop.

Boven ’t duin
draaien vogels kringen.
Zon van Scheveningen,
maak me bruin!

Als dermatoloog zou je je wenkbrauwen kunnen fronsen bij het horen van de woorden in de laatste regel. Verder klinkt ‘keel’ uit Rita’s mond als ‘kill’ en ‘sale’ als ‘sil’. Voor de rest is het professioneel gebracht, vooral jazzy gezongen en daardoor met recht nagevolgd door Willem Nijholt en Simone Kleinsma. Zelf heeft zij later over dit lied gezegd dat platenmaatschappijen haar vaker ‘Nederlandse lullige liedjes’ wilden laten zingen, wat zij heeft geweigerd (bron: Trouw, 22 november 2004). Het lied is dus een unicum in het repertoire van onze first lady of jazz.

Dat Rita kon zingen, heeft zij al vroeg laten zien, want zij begon na 1945 door Europa te touren en haar naam was in de vroege jaren ’50 gevestigd. In 1956 kwam zij op uitnodiging van George Avakian, producer bij het Columbia-label, plaatopnames maken met Art Blakey’s Jazz Messengers. Uiteindelijk zijn zes songs (opgenomen over twee sessies in de maanden mei en juni) op de plaat The Cool Voice of Rita Reys (1956) beland. Je moet ze er wel uitpikken.

Ik moest een paar keer met mijn ogen knipperen bij het lezen van ‘Art Blakey’s Jazz Messengers’. In mei 1956 bijvoorbeeld bestond de bezetting van zijn band uit Horace Silver (piano), Dough Watkins (bas), Donald Byrd (trompet), Hank Mobley (tenor sax) en Blakey zelf natuurlijk op drums. SILVER – BYRD – MOBLEY… Wat een line-up! Rita bleek echter minder gecharmeerd te zijn geweest van het project: zij kreeg er geen kick van en vond het niet swingen (sic! en dezelfde bron:Trouw, 22 november 2004).

Onbegrijpelijk. Neem nou haar versie van ‘Taking a Chance on Love’ (Vernon Duke, 1940), waarop Horace, Donald en Hank decente riffs spelen en maar kort mogen soleren! Blakey laat de voor hem kenmerkende roffel (in Rita’s woorden: ‘Die beroemde roffel van hem vond ik vreselijk.’) maar één keer eventjes horen. Mobley krijgt niet meer dan acht maten… Maar swingen doet het toch?

Ik blijf erbij, haar uitspraak van het Engels ligt bij mij niet lekker in het gehoor. Gaan wij voor Jane Monheit?


↑ Live versie door Jane Monheit (2010); de solo van pianist Michael Kanan mag er ook zijn.