Solar

Voorafgaand aan de pennestreken die tot dit artikel leidden, heb ik mij door twee songs heengeworsteld. Mijn smaak doet er niet toe. Ik probeer objectief te beoordelen wat mijn oren binnenkomt. Die twee songs… Goed, ze hebben een beat, er zijn instrumenten gebruikt, stemmen zingen en er is sprake van verschil in toonhoogte, ritme is aanwezig en in de verte is een melodie hoorbaar, bij het ene stuk meer dan bij het andere.

“Cause the players gonna play, play, play, play, play.
And the haters gonna hate, hate, hate, hate, hate.
Baby, I’m just gonna shake, shake, shake, shake, shake.
I shake it off, I shake it off.”

Het zijn de woorden van Taylor Swift (“Shake It Off”, van het album 1989, haar geboortejaar, uit 2014). Ze wordt uitgelachen door de buitenstaander, want gedumpt en op zoek naar de zoveelste ideale geliefde, zo wil de fictie van haar lied. Kun je het trouwens een vondst noemen om (bijna) geen enkele regel downbeat te laten beginnen?

Het halfrijmpje play (5x) en hate (5x) gaf aanleiding tot juridisch gesteggel, want het zou te veel lijken op “Playas Gon’ Play” van 3LW (van het album 3LW uit 2000):

“Playas, they gonna play.
And haters, they gonna hate.
Ballers, they gonna ball.
Shot callers, they gonna call.”

De protesterende songwriters haalden bakzeil, want de rechter vond de combinatie players-haters te groot gemeengoed: iedereen bezigt dit koppel woorden en dan kan er géén sprake zijn van plagiaat (lees hiervoor de Volkskrant van 14 februari 2018). Buiten deze argumentatie om zal hij toch wel zijn oren hebben gebruikt? Muzikaal gesproken liggen de twee songs van elkaar verwijderd als noord- en zuidpool.

Plagiaat, zo oud als de muziek zelf. Recentelijk heb ik pagina 343 uit het Realbook Vol. 2 afgestoft en mij op “Solar” van Miles Davis geworpen. Ik deed wat ik wel eens vaker doe: de antecedenten van zo’n standard uitpluizen. Het kan niet anders of het smadelijke moet gezegd: plagiaat.

Het stuk staat op naam van Miles Davis en was voor het eerst te beluisteren op het album Walkin’ (1954). De achterzijde van de platenhoes vermeldt als opnamedatum van Solar 3 april 1954. Voordat we naar gaan doen over Miles, moet worden opgemerkt dat nergens op de hoes credits worden gegeven voor de composities.

Nou had de meester er een handje van luchtigjes om te springen met de herkomst van het materiaal dat hij speelde. Berucht is de kwestie “Blue in Green” (Kind of Blue, 1957). Pianist Bill Evans zou hem de eerste maten van een eigen bedenksel hebben voorgespeeld en de trompettist is ermee vandoor gegaan. Later heeft hij zijn sideman 25 dollar toegestopt om hem te laten delen in de royalties.

In 2011 kreeg de muziekafdeling van de Library of Congress, Washington, de muzikale nalatenschap van gitarist Chuck Wayne in haar bezit. Chuck Wayne? Nooit van gehoord. Een begenadigd gitarist en naar verluidt de eerste die zich in de jaren ’40 van de vorige eeuw met het bebop-idioom bezighield. Onder het omvangrijke materiaal viel een vinyl plaat op met een gelegenheidsopname van Wayne’s compositie “Sonny”.

↑ Chuck Wayne speelt met trompettist Sonny Berman zijn compositie “Sonny” (bron: Library of Congress).

Larry Appelbaum formuleert op de website van de Library of Congress het voorzichtig, want hij noemt het stuk “remarkably similar to a song made famous years later by Miles Davis under the title Solar“. We hebben oren en de twee songs zijn één op één identiek aan elkaar. Dit is zelfs geen plagiaat, beste Miles, dit is diefstal.


↑ Vermelding van Miles Davis’ copyright voor “Solar” door Prestige Music (bron: blogs.loc.gov).

Om de een of andere reden heeft Chuck Wayne verzuimd op zijn creatie copyright aan te vragen. Muziekuitgeverij Prestige Music deed dat wel in 1963 en sindsdien is “Solar” officiëel een compositie van Miles Davis. Hij kan zich nog enigzins verschuilen achter het verweer dat het een boevenstreek was van de muziekuitgever.

We gaan nu het hondje waarderen zonder zijn baasje. Het blijft een knap geschreven song. Het is natuurlijk wel een vergissing om het stuk als modaal te bestempelen, want het is gecomponeerd ver voordat Miles zijn muziek op die manier ging spelen. Begrijpelijk is het zeker dat hij het op de plaat zette, want de eenvoud spat ervan af.

↑Lead sheet met C-versie van “Solar”.

Het stuk soleert zich lekker weg vanwege de 2-5-1 progressies in de maten 3-5 (Gm7 – C7 – F7), 7-9 (Fm7 – Bb7 – Ebmaj7) en 10-11 (Ebm7 – Ab7 – Dbmaj7). Er lijkt een melodie eroverheen te klinken, maar in feite is het niet meer dan een dalende lijn van de noten C, Bb, A, Ab, G en F. De rest is versiering.

Hoe doen de grote jongens het? Wie het stuk niet kent, zal niet veel beluisteren in de versie die Christian McBride samen met Edgar Meyer speelt. Het is wel een verademing om alleen het geluid van een double bass te horen. Geen toetsen, snaren, kleppen of stokken… alleen die obligate strijkstok.


↑ “Solar” in de uitvoering van Christian McBride en Edgar Meyer (live, 22 maart 2016).

(Om de volgende songs te beluisteren moet je Spotify op je device hebben.) 

Voor het betere gitaristenwerk moet je bij Randy Runyon zijn. Hij noemt als componist van het stuk braaf Miles Davis, maar hij had gerust zijn voorbeeld op de snaren mogen noemen. Het wordt tijd dat hij antecedentenonderzoek doet.


↑ Randy Runyon speelt “Solar” (Arrival, 2007).

Laat het stuk van de meester zelf door je geluidsinstallatie klinken en speel mee: 2-5-1’tjes en dalende notenlijn. Miles speelt het lijntje strak en blaast er variaties omheen.


↑ “Solar” door het Miles Davis Quintet (Walkin’, 1954).

Die “andere” meestertrompettist had het stuk ook op zijn repertoir staan. Van Chet Baker zijn diverse opnamen ervan vastgelegd. Tijdens zijn concert in Palermo uit 1976 was hij niet in beste doen. Het is of hij het lijntje kwijt is; zijn solo is niet veel beter. Laten we het er maar op houden dat de kwaliteit van de opname de hoofdschuldige is. Misschien puilde het zaaltje uit van de mafiabazen… wie weet?


↑ Live versie van “Solar” door Chet Baker (I Can’t Get Started, 1976).

Mijn omgeving vindt dat ik te hard oordeel over Taylor Swift en heeft het bij mij afgedwongen om één song van haar nog enige credits te geven. Nou, vooruit dan maar…


↑ “Dress” van Taylor Swift (Reputation, 2017).

Je moet wel heel erg zeker zijn van de bestendigheid van je relatie, wanneer je je vriendje vraagt zijn naam in de spijlen van je bed te krassen. Ben ik jaloers? Dit soort sporen heb ik nooit mogen achterlaten. Oh ja, en weer die regels zonder downbeat aan het begin.

Autumn in New York

In New York ben ik nog nooit geweest; misschien verdient een trip ernaartoe een plek op mijn bucket list. Is het een stad voor mij? Ik heb niets met hoogbouw, eerder diep respect voor lieden die op een keukentrap durven staan om een lamp in een plafonnière te draaien. Ik lijd duidelijk aan acrofobie. Bijgevolg zal Alfred Hitchcocks ‘Vertigo’ (1958, met Kim Novak en James Stewart en… de dolly zoom) nooit mijn film worden.

Dit brengt mij op een herinnering die ik heb van het ouderlijk huis. Mijn moeder wist voor ieder klusje wel iemand te strikken; mij kreeg ze de ladder niet op. Zo kwam het dat een collega van haar de 60-Watt-lamp in de huiskamer kwam vervangen. Hij had een fors postuur en geen hoogte was hem te wild. Bij het uitdraaien van de oude lamp sprong de fitting en de held sneed zich in de vinger. Einde exercitie. De man kon niet tegen bloed…

New York is natuurlijk wel een stad die gebouwd is voor de saxofoon: saxofoonwinkels te over, net zoals jazzclubs en jazzmuzikanten in de metro. Ik zou er heel wat voor geven om met mijn tenorsax er eens een keer rond te stappen (en tunes te spelen). Dat hebben in ieder geval de twee jongens hieronder op YT gedaan en ze eindigen in geblaf…


↑ Jesse Scheinin (links) speelt met een makker ‘Stompin’ at the Savoy’.

In mijn ogen of beter gezegd: in mijn oren is de absolute song over de stad Vernon Duke’s ‘Autumn in New York’, in 1934 geschreven voor de show Thumbs Up! Vladimir Dukelsky (1903-1969), zoals zijn ware naam luidde, gold als een wonderkind. Hij werd op elfjarige leeftijd toegelaten tot het conservatorium van Kiev. Met zijn ouders is hij als achttienjarige naar de VS geëmigreerd, waar hij snel contact legde met George Gershwin.

De song had zoals gebruikelijk een verse, maar naar eigen zeggen van de componist waren de mensen in de bar, waar hij zijn compositie voor het eerst bracht, na een paar maten ervan ongeïnteresseerd en bestelden een drankje. Er bestaan amper uitvoeringen met de inleidende maten, Dawn Upshaw doet dat wel (Dawn Upshaw sings Vernon Duke, 2005).

Duke was componist van groter werk, wat te horen is aan de rijke modulaties in het stuk. Het is geen melodietje dat je zomaar meeneuriet. Het telt 32 maten, heeft de vorm A-B-A-C en is geschreven in F. Wat die stemming betreft: de modulaties bewegen zich van Gm, naar G, C en F (in wezen een 2-5-1 progressie) om in de laatste twee maten neer te strijken in een Fm.

Het stuk is geschreven tijdens vakantiedagen in Westport, Connecticut, nog geen 50 km. buiten de stad. De componist heeft dan heimwee en meldt: “It’s time to end my lonely holiday” (eerste woorden in de verse). Het werd de inleiding op een meesterlijk lied. De eerste populaire vertolkingen dateren van 1947, door Jo Stafford en Frank Sinatra. Later volgt een sublieme vertolking door Chet Baker.

(Om de volgende stukken te  beluisteren moet je Spotify op je device hebben.)


↑ Chet Baker, ‘Autumn Leaves’ (Chet Baker in Paris vol. 2, 1980).

De verteller kijkt vanuit de 27ste verdieping van zijn loft uit over herfstachtig New York, waar het weer blijkbaar niet zo onstuimig is als in ons land.

Autumn in New York
That brings the promise of new love
Autumn in New York
Is often mingled with pain

… want de ‘dreamers’ die hunkeren naar een nieuwe liefde en bij het achterwege blijven ervan naar ‘exotic lands’, staan met lege handen. Maar het verlies van een relatie staat een zonnige kijk op de stad en het leven niet in de weg: ‘Oh, autumn in New York, it lifts you up, when you run down.’ Het is een wijze les, want geluk zoek je niet op in verre oorden, maar daar waar je bent.

Mijn favoriete interpretatie van de song is die van Chico Freeman, zoon van Dewey Freeman, ook tenorsaxofonist. Hij speelt het stuk op Spirit Sensitive (1979; de oorspronkelijke plaat bevat alleen maar langzame ballads) slechts begeleid door bassist Cecil McBee. Hieronder laat ik de versie op vinyl horen.

↑ Chico Freeman, ‘Autumn in New York’ (Spirit Sensitive, 1979, Analogue Productions APJ 020).

Afgelopen zaterdag (13/5/2017) heb ik gezondigd en naar het Eurovisie Songfestival gekeken. De winnaar, Salvador Sobral, zong een liedje dat door zijn zus Luisa is geschreven. Ik heb die avond een nieuwe quote toegevoegd aan mijn lijstje: ‘Music is not fireworks, it’s about feeling.’ Een korte speurtocht bracht mij bij ander werk van Sobral. De jongen blijkt echt te kunnen zingen en wat hij doet is grotendeels heel jazzy. Bijzonder zijn de aangepaste akkoorden in zijn versie van Autumn in New York. 


↑ Salvador Sobral, ‘Autumn in New York’ (Excuse Me, 2016).

En hier is mijn poging tot Vernon Duke’s creatie…

Zo kan die wel weer. Vandaag ga ik de overbuurman een handje helpen bij het schoonmaken van de dakgoot. Ik mag de trap vasthouden.

Stolen moments

Eens had ik mij een racefiets aangeschaft, in een tijd dat het nog niet zo modieus was als amateur er een te hebben. Ik reed er niet zo hard mee, maar voor mijn doen wel ver. Op een keer vertrok ik voor een weekend van de plaats waar ik studeerde, naar het ouderlijk huis. De vuile was ging in een rugzak en ik zette dapper af.

Het was niet zozeer de zadelpijn, eerder de mentale deceptie de laatste kilometers niet te halen, die mij sloopte. Het biertje waarop ik mijzelf, met nog een kwart van de afstand voor de boeg, trakteerde, wil ik onvermeld laten. Toen het weekend voorbij was, besloot ik met de trein terug te reizen. De fiets werd in de berging, op de begane grond van de woonflat, opgeborgen. Moeder vond een fiets op de slaapkamer géén gezicht.

Vier dagen later kreeg ik een telefoontje. ‘Jongen, er is bij ons ingebroken en je fiets is gestolen.’ Het waren de dagen dat de politie snel haar werk deed. Binnen een week hadden zij mijn tweewieler boven water (met de dader). De dief had de fiets echter naar eigen smaak ‘aangepast’ en ik vond het ding ineens te vies om aan te raken. Voor een zacht prijsje wisselde deze van eigenaar.

Over fietsen gesproken: die kom je niet vaak tegen in de jazz (‘Bicycle’ van popgroep Queen sla ik over). Dave Brubeck heeft het kinderliedje ‘Daisy Bell’ (Harry Dacre, 1892) bewerkt tot zijn ‘Bicycle Built for Two’ (Quiet as the Moon, 1991):

 

Ik denk niet dat ik zo gemakkelijk van mijn sax afstand zal doen, als die ontvreemd wordt en ik hem weer in handen krijg. Daarvoor raak je te veel gehecht aan de sound en de ‘feel’ van het instrument, waarmee je in de loop van de tijd één bent geworden. Ik ben niet de enige, want links en rechts lees je berichten over gestolen saxofoons en hun bezitters die ontredderd achterblijven. Het verlies aan financiële waarde is groot, maar een even zo grote rol speelt de emotionele waarde.

Het is soms ook niet mis wat ‘zoek’ raakt. Er zijn musici die dubbelen en voor een optreden een uitgebreid instrumentarium meezeulen. Iemand verloor door diefstal (gelezen op saxforum.nl d.d. 26-2-2016) een altsax Selmer Mark VI uit 1959, een baritonsax Selmer Mark VI uit 1962 en een tenorsax Buescher Aristocrat uit 1976. Dat is toch een buit van om en nabij € 15.000-.

Meldingen over zo’n diefstal laten zich lezen als heuse rouwadvertenties.

“Tot mijn groot verdriet is geheel onverwacht, als gevolg van een autoinbraak, afgelopen zaterdag in het centrum van de stad, mij ontvallen mijn dierbare zwart gelakte Selmer (USA) Bundy tenor, met chromen kleppen en applicatuur. Het beestje was oud, maar nog zeer levenslustig.”

Het zijn vaak de onbewaakte momenten, waarop de verdwijning plaatsvindt. Concerten in een kroeg of op een ‘cosy’ plek zijn vaak boosdoener. De omgeving is sympathiek, je krijgt een biertje en je staat na de gig met de rug naar je instrument. Carnavalsfeesten scoren ook hoog, als het om verdwijningen van een instrument gaat. Tot mijn geluk ben ik geen carnavalsganger.

De dieven bij bovengenoemde gelegenheden kun je nog enig verstand van zaken toedichten. Bij woning- of autoinbraken blijkt vaak dat ze niet hebben geweten wat zij meenamen. Het afzetten van het gestolene wordt een lastige klus voor de stroper, want het instrument heeft een serienummer. Aanbiedingen op Marktplaats van instrumenten zonder vermelding van serienummer zijn daarom per definitie verdacht.

Zinvol is de diefstal niet altijd. Die van 9 oktober 2013, tussen één uur en 20 over één ‘s morgens op de Place de l’Ange in Namen, is onbegrijpelijk. Twee jonge vrouwen hebben de trompet gestolen van het engelenbeeld op het stadsplein. Beelden van hun actie zijn op een bewakingscamera vastgelegd. Op hun buit (het is geen trompet, zoals het politiebericht laat weten, maar een bazuin) valt niet eens te spelen.

Het kan tragischer. Een vrouw uit Evergem doet een emotionele oproep naar getuigen van een schaamteloze en respectloze diefstal op het gemeentelijk kerkhof. Haar man kwam om het leven bij een arbeidsongeval. Hij speelde bijzonder graag trompet en daarom liet zij voor hem een heel persoonlijke grafzerk ontwerpen. Onder een glazen stolp verwerkte ze de originele koperen trompet van haar man. Die trompet viel op en maakte de grafzerk uniek. Een dief heeft daaraan een eind gemaakt.

Niet alleen amateurs maken dit leed mee, ook professionals ontkomen er niet aan. Jules Deelder zegt over de Parijse jazzclub Le Chat Qui Pêche: „Daar werd de trompet van Chet Baker nog een keer gestolen.” De trompet van de Nederlandse jazzmusicus Jarmo Hoogendijk is tijdens de open dag van het Rotterdams Conservatorium verdwenen. Het vermissingsbericht maakt melding van een nikkelen instrument dat herkenbaar is omdat ‘het stemschuifje bij het eerste ventiel, de trigger, is verwijderd’. Als je kat zoek is, wijs je op zijn kenmerkende navelbreuk…

Roy Hargrove trad in 2000 op in de Scullers Jazz Club in Boston (onderdeel van het Hilton, zie onderaan pagina) en was meteen zijn trompet kwijt. De dief bleek al gauw spijt te hebben van zijn daad en deponeerde het goed in een plastic zak bij de bosjes voor het pand. Een vriend van hem belde voor de zekerheid naar de club: of ze de toeter al terug hadden gevonden?

Louis Armstrong heeft op één uitzondering na altijd op een Conn gespeeld, een best merk. Anecdotisch is het lot van zijn eerste trompet die hij in 1926 in een hotel in New York kwijtraakte. Dertig jaar later zou hij het bij een pandjesbaas hebben zien liggen. Je eerste liefde vergeet je nooit.

Op 8 februari 1947 was de volgende trompet aan de beurt. Een paar uur voor een optreden in de Carnegie Hall (NY) had een onverlaat zijn slag geslagen. Het concert kon doorgang vinden, omdat Louis de trompet van een bevriende musicus kon lenen. Zijn toon had er niet onder te lijden, want hij had nog wel zijn eigen mondstuk dat hij altijd bij zich droeg, wanneer hij niet speelde.

Over herkennen gesproken. Joe Henderson vertelt hoe een leerling bij hem een les volgde en vol trots zijn nieuwe sax toonde, een Selmer Mark VI. De lage b-klep liep stroef en Joe werd gevraagd een keer op de sax te spelen. Hij zat er niet om te springen; hij was nog bedroefd om het verlies van zijn eigen Mark VI, enkele jaren terug. Wat hij nu in de handen gedrukt kreeg, voelde wel heel vertrouwd aan: losspringend schroefje, bekende vlekken, die toon… Dat was zíjn instrument!

Ik zou het bijna vergeten: Lous Armstrong is een hoekje gegund in het Hollywood Wax Museum. Hij staat er stijfjes een c-tje te blazen. De gretige museumbezoeker die de toeter van het beeld heeft gewrongen (Louis mist een aantal vingers) had verstand van zaken. De trompet had waarde, want hij was vergelijkbaar met het laatste exemplaar waarop ‘Satchmo’ blies.

Over de diefstal van de sax van Dexter Gordon gaan de wildste geruchten. Deze zou in 1961 gestolen zijn op een luchthaven in Parijs. Het was een Conn 10M. Hij schaft zich daarna een Selmer Mark VI aan, de grote mode. Maar op opnames uit 1964 zie je hem nog steeds (of weer) op een Conn 10M spelen (te herkennen aan de brug onder de hals en de positie van de lage kleppen links van de beker).

Een andere lezing wil dat Gordon zijn komst in Parijs wilde ‘vieren’, zijn spullen (Conn + Dukoff mondstuk) in de hotelkamer achterliet en meteen het nachtleven introk. Het avondje stappen kostte hem een stuk van zijn geheugen en Dex wist niet meer in welk hotel hij was ondergebracht.

Laat ik alle hierboven beschreven ellende beëindigen met iets moois, met misschien een toepasselijke titel…

↑ Fragment uit ‘Stolen Moments’ door het Oliver Nelson Septet (The Blues and the Abstract Truth, 1961; fragment).